les 4 eilandevolutie

Startopdracht
  • In de loop van de geschiedenis zijn mieren steeds sterker mierenzuur gaan maken. Hierdoor doet de beet van een mier pijn. Leg met behulp van de evolutietheorie uit hoe dit is gebeurd. 
  • Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B.
    (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?
    (b) Welk genotype is het meest frequent in deze populatie?
  • Noem drie voorwaarden aan een populatie voor een hardy en weinberg evenwicht.
timer
10:00
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Startopdracht
  • In de loop van de geschiedenis zijn mieren steeds sterker mierenzuur gaan maken. Hierdoor doet de beet van een mier pijn. Leg met behulp van de evolutietheorie uit hoe dit is gebeurd. 
  • Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B.
    (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?
    (b) Welk genotype is het meest frequent in deze populatie?
  • Noem drie voorwaarden aan een populatie voor een hardy en weinberg evenwicht.
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelstellingen
Je kunt uitleggen onder welke omstandigheden evolutie heel erg snel kan gaan.
Je kunt verklaren waarom op eilanden relatief veel unieke soorten voorkomen
Je kunt het aantal soorten op eilanden voorspellen

26.4 én 26.6


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hardy-Weinberg
allelfrequenties constant 

=

géén evolutie

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bedenk zoveel mogelijk manieren/omstandigheden/eigenschappen van soorten waardoor evolutie snel kan gaan

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Snelle evolutie door
Snelle generatietijd
Veel nakomelingen
Sterke (natuurlijke/kunstmatige) selectie

genetic drift
founder effect
bottleneck effect

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke wijzen kan de gene pool  veranderen
founder-
flessenhals-

effect

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genetic drift
demo netlogo visjes
CR = rood
CG =geel


na demo: hoe kan dat denk je?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In de populatie uit vorige dia was waarschijnlijk sprake van:
A
sterke selectie
B
genetic drift
C
founder effect
D
bottleneck effect

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Charles Darwin ging naar de Galapagoseilanden en zag daar 14 verschillende vinken, die erg op elkaar lijken.

Veel nieuwe soorten aangetroffen!


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zijn er vaak veel nieuwe soorten op eilanden?
Denk aan wat je weet over hoe soorten ontstaan & wat effect had op de gene pool. (Wat is er sneller op een eiland?)

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom op eiland meer nieuwe soorten?
- Geografische Isolatie: Soorten op een eiland zijn afgescheiden van de soorten op het vaste land.

- Genetic Drift: Kleine leefomgeving dus toeval speelt een grote rol. 

- Nieuwe milieu omstandigheden: andere leefomgeving dan op t vaste land. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Darwin ontdekte dat hoe groter het eiland, hoe meer soorten er voorkwamen. En hoe verder van vaste land, hoe minder soorten.
Effect afstand tot vaste land.
Effect grootte van een eiland 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

McArthur en Wilson
Eilandtheorie voorspelt hoeveel soorten er op een eiland kunnen leven. 

Afhankelijk van:
Immigratie: nieuwe soort vestigt zich
Extinctie: soort sterft uit


VS -->

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
- Groter eiland: meer ruimte en niches
- Kleiner eiland: meer extinctie

- Dichtbij vaste land: meer immigratie

Welk eiland meeste soorten?
Welk eiland minste?
VS -->

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk eiland heeft de meeste soorten?
A
Klein, dichtbij
B
Klein, ver weg
C
Groot, dichtbij
D
Groot, ver weg

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk eiland wisselen de soorten het snelst? (Is dus de meeste immigratie & extinctie)
A
Klein, dichtbij
B
Klein, ver weg
C
Groot, dichtbij
D
Groot, ver weg

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Invloed van immigratie en uitsterven op biodiversiteit eiland.
Relatie tussen afstand en grootte eiland voor biodiversiteit eiland.
Binas 93C

Slide 22 - Diapositive

Benadruk de ligging van het evenwicht in biodiversiteit tussen de verschillende soorten eilanden.
Eilandtheorie vaker toepasbaar
In de natuur komen vaker 'eilandjes'
voor. 

Hier zien we hetzelfde effect!

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk waddeneiland vind je de meeste soorten, Texel, Ameland of Terschelling? Verklaar met de eilandtheorie (BINAS 93C)

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurnetwerk NL
 netwerk van onderling verbonden natuurgebieden.

Natura 2000 = Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg aan de hand van de eilandtheorie uit hoe de EHS bijdraagt aan het behoud van biodiversiteit.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
26.4 en 16.6 af
(je beheerst de doelstellingen)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions