2HV Week 20

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

How do you form a WH-question in the past simple?

Use:

Who?                             wie

What?                           wat

Where?                         waar

When?                          wanneer

Why?                             waarom

How?                             hoe

Which?                         welke

Vertaal naar het Engels:
Wat is jouw favoriete kleur?

Vertaal naar het Engels:
Wat heb jij gisteren gedaan?

Vertaal naar het Engels:
Welke kleur heb je liever, rood of blauw?

There are two ways to form a WH-question in the past simple:

1

Maak een gewone vraagzin en zet het vraagwoord vooraan in de zin. Hetgeen waar je naar vraagt verdwijnt uit de zin. 

She watched this episode yesterday. 

Did she watch this episode yesterday?

When did she watch this episode?

1

Maak een gewone vraagzin en zet het vraagwoord vooraan in de zin. Hetgeen waar je naar vraagt verdwijnt uit de zin. 

He promoted his new album.

Did he promote his new album?

What did he promote?

2

Let op: dit mag alleen als je een vraag stelt met who of what. 

Vervang het onderwerp in de zin door een vraagwoord. Het hoofdwerkwoord blijft in de verleden tijd staan. 

He promoted his new album.   > Who promoted his new album?

The season's finale was on TV. > What was on TV?

Write the WH-question in the past simple...

Mandy was late for art class.
(Answer: Mandy)

The children had bacon and eggs for breakfast. (Answer: bacon and eggs)

WH-questions in the past simple

Your task for this week:

Do exercises 8, 12, 13, 14, 15

Study grammar 18 + vocabulary A, B, C, D