Week 2 Nederlands 2 G

Nederlands 2 G week 2
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands 2 G week 2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Diapositive

Week 2  11 januari t/m 
15 januari 2021
Agenda
  • Weektaak 2: inleveren dinsdag 19 januari 2021.
  • Deze week vervolg grammatica en  begrijpend lezen
  • Zorg voor een nieuw leesboek. Kijk of je een niveau hoger kunt gaan lezen.

Slide 4 - Diapositive

Boekenlijst 2 G
  • Dit schooljaar 4 boeken
  • Niveau 3 (boek 3 en 4). 12 t/m 15 jaar. Lezenvoordelijst.nl
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 5 - Diapositive

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3
Nee
202
SO
Grammatica taalkundig en redekundig
45 min
1
Nee
104
SO
Schrijfopdracht
45 min
2
Nee

Slide 6 - Diapositive

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je wederkerende, wederkerige, vragende en onbepaalde voornaamwoorden en telwoorden herkent in een zin.
  • leer je de opbouw van een tekst te herkennen met behulp van verbindingswoorden

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Herhaling vorige week
Vorige week hebben we koppelwerkwoorden en het naamwoordelijk gezegde behandeld. Ook hebben we gekeken naar de functiewoorden.

Slide 10 - Diapositive

De antwoorden van de weektaak staan aan het eind van deze les.

Slide 11 - Diapositive

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Diapositive

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 13 - Diapositive

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 14 - Diapositive

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 15 - Diapositive

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 16 - Diapositive

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Lezen/maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 74

  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 74/75

  • Maak drillster 1 en 2



Slide 19 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 20 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 21 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 22 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 23 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 24 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 25 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 26 - Diapositive

Voornaamwoorden en telwoorden (p. 86)

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Lezen/maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 86 en bladzijde 88

  • Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 87

  • Maak opdracht 9 t/m 11 op bladzijde 88/89

Slide 29 - Diapositive

Inleveren huiswerk

Slide 30 - Question ouverte

Inleveren huiswerk

Slide 31 - Question ouverte

Inleveren huiswerk

Slide 32 - Question ouverte

Inleveren huiswerk

Slide 33 - Question ouverte

Inleveren huiswerk

Slide 34 - Question ouverte

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je wat voornaamwoorden en telwoorden zijn?
  • Weet je waarom we in teksten verbindingswoorden gebruiken?

Slide 35 - Diapositive

Nakijken weektaak

Slide 36 - Diapositive

Lezen/maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 70
  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 70/71
  • Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 73
  • Maak drillster 1 en 2

Verdieping/extra uitdaging
  • Maak opdracht 8 op bladzijde 73

Slide 37 - Diapositive

Opdracht 1 bladzijde 70
1 a slot
 b kern
 c slot
 d inleiding
 e inleiding
 f kern

Slide 38 - Diapositive

Opdracht 2 bladzijde 70
2 a gevolg
 b nuancering
 c oplossing
 d oorzaak
 e voorbeeld
 f afweging

Slide 39 - Diapositive

Opdracht 3 bladzijde 70
3 a inleiding: alinea 1
  kern: alinea 2 en 3
  slot: alinea 4
 b alinea 1: aanleiding
  alinea 2: analyse
  alinea 3: uitleg
  alinea 4: advies
 c Bijvoorbeeld: De tekst ‘Moet je niezen? Niet tegenhouden!’ gaat over waarom het gevaarlijk is om je nies in te houden.

Slide 40 - Diapositive

Opdracht 6 bladzijde 73
a inleiding: alinea 1, 2
  kern: alinea 3, 4, 5, 6
  slot: alinea 7
 b Het onderwerp van de tekst is: het kennen van meerdere talen biedt grote voordelen.
 c De voordelen van het leren van andere talen staan beschreven in alinea’s 3, 4, 5 en 6.
  De voordelen van het leren van een andere taal zijn:
 - Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.
 - Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.
 - Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).

Slide 41 - Diapositive

Opdracht 6 bladzijde 73
 - Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.
 d alinea 3: effect
alinea 5: voordeel
  alinea 6: pluspunten
 e alinea 2: tegengeluiden
 f alinea 1: voordelen
  alinea 4: belang
  alinea 7: conclusie

Slide 42 - Diapositive

Opdracht 7 bladzijde 73
 a Bijvoorbeeld: Frank Smith bedoelt te zeggen dat wanneer je één taal spreekt, je altijd beperkt bent tot het gebruik van die taal. Terwijl wanneer je meertalig bent, je meer opties hebt om je uit te drukken. Je hebt meer mogelijkheden om connecties te maken, gesprekken te voeren en landen te bezoeken. Er gaan dan spreekwoordelijk meer deuren open.
 b Bijvoorbeeld: Ja, want het zou goed zijn als iedereen in de wereld elkaar zou kunnen begrijpen.
  Of: Nee, want het zou zonde zijn als alle andere talen zouden verdwijnen.
  c Bijvoorbeeld: Je zult gemakkelijker leenwoorden herkennen en begrijpen.

Slide 43 - Diapositive

Opdracht 8 bladzijde 73
a inleiding: ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’
  kern: ‘Wat is […] te kijken.’
  slot: ‘Het is […] geregeld hebben.’
 b Bijvoorbeeld:
De zinnen ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’ en ‘We staan […] in dierentuinen.’ kun je uitwerken tot een alinea met het functiewoord ‘aanleiding’.
  De zin ‘Wat is veiligheid […] dieren wandelen?’ tot en met de zin ‘Ze moeten […] te kijken’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘definitie’ en ‘voorwaarde’.
  De zinnen ‘Het is […] te geven.’ en ‘Heus niet […] geregeld hebben.’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘conclusie’ en ‘nuancering’.

Slide 44 - Diapositive

Opdracht 8 bladzijde 73
c Bijvoorbeeld:
  Gisteren ontsnapte een gorilla uit zijn verblijf in Blijdorp. Dit was een schokkende ervaring voor de dierentuinmedewerkers en bezoekers. Naar aanleiding van deze gebeurtenis staan we stil bij de veiligheid in dierentuinen.
  Wat is nu precies de definitie van ‘veiligheid’ als het gaat om dierentuinen? Om de veiligheid in diertuinen te garanderen, moet er aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het is in ieder geval belangrijk dat de stenen afzettingen hoog genoeg. Daarnaast moeten de apen in hun kooien blijven. Maar ook bezoekers moeten zich leren gedragen om hun eigen veiligheid te waarborgen. Zo moeten ze niet op de ruiten tikken en geen contact zoeken door de dieren in de ogen te kijken. Concluderend is het hoog tijd om die twee aspecten meer aandacht te geven, om zo de veiligheid in dierentuinen te garanderen. Overigens moet hier een nuancering bij geplaatst worden. Heus niet alle dierentuinen zullen deze zaken slecht geregeld hebben.


Slide 45 - Diapositive

Lezen/maken
  • Lees de uitleg op bladzijde 82 en 84
  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 82/83

  • Maak opdracht 5 en 6 bladzijde 85


Slide 46 - Diapositive

Opdracht 1 bladzijde 82
1 a was
 b bleef
 c was
 d is
 e gebleven
 f geworden

Slide 47 - Diapositive

Opdracht 2 bladzijde 83
2 a blijft – koppelwerkwoord
 b wordt – koppelwerkwoord
 c wordt – hulpwerkwoord
 d is – hulpwerkwoord
 e worden – hulpwerkwoord
 f groeide – zelfstandig werkwoord
 g blijven – zelfstandig werkwoord
 h worden – zelfstandig werkwoord

Slide 48 - Diapositive

Opdracht 3 bladzijde 83
3 a zijn – koppelt ‘de foto’s’ aan ‘indrukwekkend’
 b blijf – koppelt ‘ik’ aan ‘altijd jong’
 c werden – koppelt ‘tablets’ aan ‘dunner’
 d is – koppelt ‘de hype’ aan ‘voorbij’


Slide 49 - Diapositive

Opdracht 5 bladzijde 83
a pv: wil o: Ivar                                                         ng: wil archeoloog worden
 b pv: is o: Quentin Tarantino                           ng: is een Amerikaanse filmregisseur, acteur
                   en scenarioschrijver
 c pv: was o: zijn laatste film                              ng: was een herhaling van eerder werk
 d pv: zijn o: de gasprijzen                                   ng: zijn de laagste van de afgelopen periode
 e pv: blijft o: telefoneren in stiltecoupes    ng: blijft irritant
 f pv: is o: de inflatie                                               ng: is de afgelopen maanden iets lager
                        geworden

Slide 50 - Diapositive

Opdracht 5 bladzijde 83
 g pv: is o: het downloaden van speelfilms ng: is sinds 2016 ook voor consumenten illegaal
 h pv: is o: het fileprobleem                                ng: is het afgelopen jaar veel groter geworden
 i pv: bleek o: de aanschaf van de ng: bleek een fiasco
            hogesnelheidstrein
 j pv: lijkt o: dat ng: lijkt me nog niet zo eenvoudig

Slide 51 - Diapositive

Opdracht 6 bladzijde 83
a pv: is o: schaken g: is een denksport (n)
 b pv: wordt o: de hond g: wordt geslagen (w)
 c pv: blijft o: hij g: blijft staan (w)
 d pv: blijft o: Amurra g: blijft altijd aardig en behulpzaam (n)
 e pv: is o: de rottweiler g: is de afgelopen jaren de minst gekozen hond
                       geweest (n)

Slide 52 - Diapositive

Opdracht 6 bladzijde 83
 f pv: was o: Jelle g: was (w)
 g pv: zijn o: overstromingen g: zijn een groot risico geworden (n)
 h pv: gooide o: Steffen g: gooide het bijltje erbij neer (w)

Slide 53 - Diapositive

Slide 54 - Diapositive