1 décembre 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

• Voca

Buts & Planning

1. Ik kan vertellen wat ik afgelopen weekend heb gedaan

2. Ik kan de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken in het Frans

Planning:

1. L'interro in stilte maken

2. Uitleg over de passé composé met être

3. aan de slag met de praktische opdracht

Au travail....

Ga naar ItsLearning voor het volgende:

Interro vocabulaire C/G et passé composé

Klaar?

Ga dan aan de slag met:

Exercices  29 et 30 (p. 82-84) Chapitre 2, Grammaire H

Le passé composé

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden.

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten = j'ai mangé.

Tot nu toe heb je geleerd dat je een vorm van het werkwoord avoir gebruikt als hulpwerkwoord, maar soms gebruik je être.

Le passé composé

Bij 2 werkwoorden gebruik je être als hulpwerkwoord (er zijn er meer, maar voor nu deze twee werkwoorden als voorbeeld):

1. Aller (= gaan)
2. Arriver (= aankomen)

Bijvoorbeeld: 

• Tu es allé = Jij bent gegaan.
• Il est arrivé = Hij is aangekomen.

Le passé composé

Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev	-	Je suis allé Tu es allé Il est allé
vrl ev	+e	Elle est allé e
mnl mv	+s	Nous sommes allé s Vous êtes allé s Ils sont allé s
vrl mv	+es	Elles sont allé es

Klopt de zin in de passé composé?
Vous avez parti à Paris.

1. 
2. 

Je suis revenue à huit heures.

1. 
2. 

Il est tombée dans la piscine.

1. 
2. 

Elles sont arrivés à la maison.

1. 
2. 

Vervoeg het werkwoord être

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.

1. es
2. sommes
3. sont
4. êtes

Tu ... allé au supermarché.

1. suis
2. es
3. est
4. sont

Ma soeur ... arrivée à l'heure.

1. êtes
2. es
3. est
4. suis

Les amis ... allés au cinéma.

1. sont
2. suis
3. est
4. êtes

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Elle est ... à Lille. (arriver)

Nous sommes ... à l'école. (aller)

Les garçons sont ... en retard. (arriver)

Tu es ... au marché. (aller)

Sophie et Anne sont ... en France. (arriver)

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
Sarah ... à la maison. (rentrer)

Nous ... en Espagne. (arriver)

Les filles ... au concert. (aller)

Ils ... chez moi. (rester)

Verbuga

Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.

1. In de kolom links vink je présent uit en de passé composé aan.
2. In de kolom in het midden vink je 1 werkwoord aan: aller.
3. In de kolom rechts vink je 1 werkwoord aan: arriver.
4. Klik op confirmer.
5. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
6. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

www.verbuga.eu

La roue

Vervoeg de werkwoorden in de passé composé.

Roue 1: pronoms personnels

Roue 2: aller, arriver

DEVOIRS

Apprendre: 

-Présent et passé composé les verbes er, -ir, re 

Faire:

inleveren stripverhaal