• Je weet hoe goed je de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits kent.
• Je weet hoe goed je de werkwoorden sein, haben en werden kent.
• Je weet hoe goed je het vragend voornaamwoord in het Duits kent.
• Je kunt vragen stellen en antwoord geven over het thema eten.
• Je weet hoe goed je al in staat bent om een leestekst te begrijpen