woe 19/do 20 juni

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom H2b! Repetitie lezen

Planning

REPETITIE LEZEN

Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5 

klaar?

Lezen uit je eigen boek

Welkom H2a! Repetitie lezen

Planning

REPETITIE LEZEN

Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5

klaar?

Lezen uit je eigen boek

woe 19/do 20 juni

Tekst van de toets mee + tekstverbanden blad

Toets bekijken en maken voor 25 juni (repetitie) 

Cursus Lezen H.1 

oefentoets lezen: 

herhalingsquiz tekstverbanden

voorbereiding op toets

§ 4 en § 5 

na di.18 juni: vervolg voorbereiden op leestoets van 25 juni

Welkom H2a! Start met lezen

Planning

Startopdracht:

quiz tekstverbanden

Herhaling § 4: quiz

pauze

Oefenentoets lezen 

Afsluiting

Welkom H2b! Start met lezen

Planning

Startopdracht:

quiz tekstverbanden

Herhaling § 4: quiz

pauze

Oefenentoets lezen

Afsluiting

Startopdracht

Quizvragen over signaalwoorden en tekstverbanden: log in bij lessonup.com 

Waarom gebruiken we ook alweer signaalwoorden?

1. Omdat een tekst structuur nodig heeft om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde en de verbanden van alinea's zijn heel belangrijk.
2. Dan weet je dat er hoofdzaken genoemd worden.
3. Met signaalwoorden kun je de hoofdgedachte van een tekst achterhalen.
4. Als je de tekstverbanden herkent, begrijp je de tekst beter.

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?
als gevolg van, dankzij, doordat

1. concluderend verband
2. redengevend verband
3. oorzakelijk verband
4. doel-middel verband

Ik wil liever niet meer een krantenwijk lopen, maar ik heb het geld nodig voor een nieuwe scooter.

1. tegenstellend verband
2. redengevend verband
3. oorzakelijk verband
4. doel-middel verband

'Zou je tijdens het eten je telefoon weg kunnen leggen?', vroeg mijn moeder voor de zoveelste keer.

1. tegenstellend verband
2. redengevend verband
3. oorzakelijk verband
4. chronologisch verband

Hij is autoverkoper van beroep. Daarnaast zit hij bij de vrijwillige brandweer.

1. tegenstellend verband
2. redengevend verband
3. opsommend verband
4. chronologisch verband

Voor roeien heb je sterke arm- en beenspieren nodig; daarom doe ik veel aan krachttraining.

1. tegenstellend verband
2. redengevend verband
3. opsommend verband
4. chronologisch verband

Wie veel vrije tijd heeft, heeft vaak veel geld nodig om die vrije tijd aardig te besteden; dus hebben veel scholieren een bijbaantje.

1. tegenstellend verband
2. redengevend verband
3. oorzakelijk verband
4. concluderend verband

Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.

1. Doel - middel verband
2. Chronologisch verband
3. Vergelijkend verband
4. Samenvattend verband

Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

1. Doel - middel verband
2. Chronologisch verband
3. Vergelijkend verband
4. Samenvattend verband

Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens

1. Doel - middel verband
2. Chronologisch verband
3. Vergelijkend verband
4. Samenvattend verband

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

1. Doel - middel verband
2. Chronologisch verband
3. Vergelijkend verband
4. Samenvattend verband

Tekstverband: VERGELIJKING

1. net als
2. kortom
3. als
4. waarmee

Tekstverband: SAMENVATTING

1. hierdoor
2. concluderend
3. om
4. kortom

Tekstverband: TOELICHTING

1. zoals
2. samenvattend
3. met andere woorden
4. tenzij

Tekstverband: MIDDEL-DOEL

1. zoals
2. om
3. zo
4. omdat

Tekstverband: TEGENSTELLING

1. al met al
2. daar staat tegenover
3. zoals
4. waardoor

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE

1. middel-doel
2. opsomming
3. oorzaak-gevolg
4. tegenstelling

Tekstverband: OPSOMMING

1. bovendien
2. alles bij elkaar
3. al met al
4. zoals

Tekstverband: CONCLUSIE

1. kortom
2. alles overziend
3. met dat doel
4. daarentegen

herhaling

Iets wat je kunt controleren (het kan waar of onwaar zijn). 

Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.

De reden waarom iemand iets vindt.

Een argument is...

Een feit is...

Een mening is...

Feit of mening?

Willem II is de beste club van Nederland.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

In Tilburg wonen meer mensen dan in Den Bosch.

1. Feit
2. Mening

Welk van de volgende zinnen is géén feit?

1. Mijn vriendin is morgen jarig.
2. Spruitjes zijn best lekker.
3. De voetbaltraining duurt anderhalf uur.
4. Wolven worden niet als huisdieren gehouden.

Welk van de volgende zinnen is een feit?

1. Kinderarbeid zou verboden moeten worden.
2. Dat nieuwe nummer klinkt supergoed!
3. Wat een leuke jas heb je aan.
4. We hebben vandaag maar drie lesuren.

Welk van de volgende zinnen is géén mening?

1. Joost is dol op skiën.
2. Dierproeven zijn onnodig.
3. De nieuwe auto van oma is echt een bejaardenkarretje.
4. Sommige kleuren staan jou echt niet.

Welk van de volgende vragen bevat een mening?

1. Hoeveel kilometer moeten we nog rijden?
2. Ga je naar dat kinderachtige feest?
3. Heb je je huiswerk af?
4. Hou je van skeeleren?

Er moet naast NPO 1, 2 en 3 een speciale jongerenzender komen.

1. Feit
2. Mening

Schaatser Thomas Krol werd in maart 2022 in het Noorse Hamar wereldkampioen op de sprint.

1. Feit
2. Mening

Dat ons land bij elk voetbalkampioenschap oranje kleurt van de plastic troep, vind ik afschuwelijk.

1. Feit
2. Mening

De rotonde vlak bij onze school kan beter omgebouwd worden tot een kruispunt met stoplichten.

1. Feit
2. Mening

Veel kinderen vinden De brief voor de koning van Tonke Dragt het beste jeugdboek aller tijden.

1. Feit
2. Mening

Kikkervisjes groeien in ongeveer acht weken uit tot kikkers.

1. Feit
2. Mening

Welke zin bevat géén argument?

1. Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
2. Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
3. Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
4. Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Tussendoortje / pauze 

Zelfstandig oefenen 

Maak oefentoets lezen versie D

(kijk zelf na; 

zie de antwoorden op SOM

bij dinsdag 25 juni)           

Afsluiting 

Huiswerk voor 25 juni: 

 REPETITIE LEZEN 

Hoofdstuk 1 § 2 t/m § 5 

Bereid thuis de tekst voor !  

a [achterlangs / achter langs]

b [driesterren restaurant / driesterrenrestaurant]

c [eronderdoor / eronder door]

d [hogesnelheidstrein / hoge snelheidstrein]

e [hogerehotelschool / hogere hotelschool]

f [kamerplanten potgrond / kamerplantenpotgrond]

g [koffiedrinken / koffie drinken]

h [zestienmiljoen / zestien miljoen]