Samengestelde zinnen en voegwoorden

Welkom
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Samegestelde zinnen en voegwoorden

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel:
Na de les:
  • weet je wat een hoofdzin en bijzin  is 
  • kan je de voegwoorden herkennen
  • kan je de voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken

Slide 3 - Diapositive

Voegwoorden

Een samengestelde zin kan een voegwoord hebben. (soms is er geen vw)

Wij kennen die voegwoorden uit de leestheorie als....


Slide 4 - Diapositive

Voegwoorden
    Signaalwoord

Slide 5 - Diapositive

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Er zijn er maar 5: 
 dus  en     want  of   maar              

Slide 6 - Diapositive

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 

aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.

Slide 7 - Diapositive

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.


Hij gaat morgen naar de dierentuin, want dan is de entree gratis.

Hij gaat morgen naar de dierentuin, omdat de entree gratis is.

Omdat de entree gratis is, gaat hij morgen naar de dierentuin.

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.



- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.

- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.

- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.

- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.

- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 9 - Diapositive

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. hoofdzin + hoofdzin

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. hoofdzin + bijzin

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. bijzin + hoofdzin

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 10 - Diapositive

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:


1. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

2. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

3. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 11 - Diapositive

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 12 - Quiz

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 13 - Quiz

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 14 - Quiz

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 15 - Quiz

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quiz

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 17 - Quiz