Celwand (bruine dikkige laag): een stevige laag om de cel ook voor de vorm.
Celmembraan(grijzige dunne laag): een vlies om het cytoplasma. Het celmembraan regelt welke stoffen de cel in- en uitgaan.
Slide 12 - Diapositive
cytoplasma & celkern
Cytoplasma: een stroperige vloeistof. In het cytoplasma liggen de celkern en bladgroenkorrels.
Celkern: een klein bolletje in de cel. De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.
Slide 13 - Diapositive
vacuole
een blaasje in het midden van de cel dat ‘volgepompt’ is met water. Daardoor is de cel stevig.
Heeft de plant niet genoeg water dan is de cel niet meer stevig en wordt de plant slap.
Slide 14 - Diapositive
bladgroenkorrels
groene bolletjes in het cytoplasma.
Je ziet ze in de afbeelding duidelijk zitten. Alle bladgroenkorrels samen geven de plant haar groene kleur. De bladgroenkorrels maken voedingsstoffen voor de plant.
Slide 15 - Diapositive
Start 5.2 planten groeien
Slide 16 - Diapositive
Leerdoelen 5.2 Planten groeien:
Je kunt de bouw van een zaadje beschrijven.
Je kunt beschrijven hoe een plant uit een zaadje komt.
Je kunt beschrijven hoe een jong plantje verder groeit.
Je kunt uitleggen hoe een boom in de lengte en in de dikte groeit.
Slide 17 - Diapositive
Vrucht = hierin zitten de zaden.
Zaden = ontstaan bij planten na de bevruchting
uit de zaadbeginsels.
Kiem = de begin van het nieuwe plantje in
een zaadje.
Zaadhuid = buitenste laag van
een zaadje van een plant, beschermt
de kiem en zaadlobben.
Navel = hiermee heeft de boon
vastgezeten in de vrucht.
Zaadlobben = het reserve-
voedsel voor het kiemplantje.
Ontkiemen = het groeien van
een nieuw plantje uit het zaadje.
Slide 18 - Diapositive
Wat is de functie van de navel bij een zaadje?
A
Daarmee zat hij vast aan de moederplant
B
Dan weet je wat de onder- en bovenkant is
C
Te veel aan water afgeven aan de grond
D
Water opnemen uit de grond
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Vidéo
Groei = het groter en zwaarder worden v/n organisme.
Lengtegroei = in de topjes van de stengels en wortels maakt de plant nieuwe cellen bij, waardoor de stengel en wortels steeds langer worden.
Ontwikkeling = een plant krijgt
nieuwe delen.
Door groei en ontwikkeling
ontstaat uit een zaadje een
nieuwe plant.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Eindknop = een knop aan het einde van de tak,
waaruit boomtakken langer worden.
Zijknoppen = knoppen aan de takken,
waaruit nieuwe zijtakken groeien.
Knopschubben = schubben die de knop aan een
tak beschermen tegen de kou en tegen insecten.
Ringlitteken = een ringvormig litteken op een tak,
op de plek waar de knopschubben van een eindknop zijn afgevallen.
Uitlopen = als in de lente een nieuw stuk tak uit een eindknop groeit.