B4 - modalverben

Modalverben?

1 / 30

Slide 1: Diapositive

DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Modalverben?

Slide 1 - Diapositive

Modalverben

Jullie kunnen aan het einde van de les de Modalverben können, mögen und wissen gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben in de tegenwoordige tijd?

Slide 4 - Question ouverte

Was ist jetzt anders?

Ze hebben bijna allemaal een klinkerwisseling bij enkelvoud.
De uitgangen zijn niet zoals bij de zwakke ww (ich/er/sie/es krijgen geen uitgang).

Slide 5 - Diapositive

Klinkerwisseling

Verb enkelvoud meervoud

dürfen a = ich darf ü = wir dürfen

können a = ich kann ö = wir können

mögen a = ich mag ö = wir mögen

müssen u = ich muss ü = wir müssen

sollen o = ich soll o = wir sollen

wollen i = ich will o = wir wollen

wissen eiß = ich weiß iss = wir wissen

Slide 6 - Diapositive

Betekenis van de woorden.

Slide 7 - Diapositive

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 8 - Diapositive

Lisa mag einen Apfel.

Slide 9 - Diapositive

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 10 - Diapositive

Möchten Sie etwas essen?

Slide 11 - Diapositive

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 12 - Diapositive

Die Schüler wissen die Antwort.

Slide 13 - Diapositive

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 14 - Diapositive

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 15 - Diapositive

Wat is de betekenis?
können, mögen, wissen

Slide 16 - Question ouverte

Also dies sind ...

dürfen (= mogen)
können (= kunnen)
mögen (= lusten, lekker vinden, houden van, leuk vinden)
müssen (= moeten als noodzaak)
sollen (= moeten als wens van een ander, aanrading, bevel)
wollen (= willen)
wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)

Slide 17 - Diapositive

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij weten het antwoord niet."

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 19 - Question ouverte

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben in de tegenwoordige tijd?

Slide 20 - Question ouverte

Er(wissen) …….. noch nicht so viel.

Slide 21 - Question ouverte

Mats und Koen(mögen) …….. Kanufahren

Slide 22 - Question ouverte

Ihr (können) …….. gut Fußballspielen

Slide 23 - Question ouverte

Was (wissen) …….. du über mich?

Slide 24 - Question ouverte

Ich (können) ……………. dir helfen.

Slide 25 - Question ouverte

(können) ……………. du bitte das Fenster öffnen?

Slide 26 - Question ouverte

Wat helpt bij het leren?

Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden

dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En koppel deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Aufgaben

- Aufgabe 1 auf Seite 63

- Aufgabe 3, 4 auf Seite 65

- Aufgabe 6 auf Seite 66 (gebruik blauwe boekje vanaf blz.7)

Slide 29 - Diapositive

Examentraining

- Aufgabe 1, 2, 3, 4 und 5 auf Seite 76, 77 & 78

Slide 30 - Diapositive