3.3 deel 2

Welkom 1B!

Start de LessonUp op!
We gaan aan de slag met 1.3
Zit je telefoon in de tas?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1B!

Start de LessonUp op!
We gaan aan de slag met 1.3
Zit je telefoon in de tas?

Slide 1 - Diapositive

Welkom 1B
Wat gaan we doen?


Leerdoelen 3.3
- Je herkent alinea's 
- Je wijst de kernzin in een alinea aan.
- Je kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden.
- Je herkent signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.



Slide 2 - Diapositive

Wat is een alinea?

Slide 3 - Question ouverte

Zo herken je een alinea
1. Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel
2. De laatste zin in een alinea loopt meestal niet helemaal door tot het eind van de regel
3. De eerste regel springt soms in
4. Soms staat er een witregel tussen twee alinea’s

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is een kernzin?

Slide 6 - Question ouverte

Kernzin - De belangrijkste zin van een alinea

Toelichting - Een uitleg of een voorbeeld bij een kernzin

Slide 7 - Diapositive

Hoofdzaken
Waar denk je aan?

Slide 8 - Carte mentale

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 9 - Diapositive

Hoofdzaken en bijzaken van een tekst
Een leestekst bestaat altijd uit hoofdzaken en bijzaken. 


De Hoofdzaak

Is het belangrijkste
Bijzaken 

Geven meer informatie of uitleg

Slide 10 - Diapositive

Bijvoorbeeld De titel van een tekst is: Weer veel nieuwe aanmeldingen voor Yuverta Oegstgeest.
Dat is dan de hoofdzaak; dat we veel nieuwe leerlingen krijgen. 

Bijzaken zouden kunnen zijn: 
- de vakken die gegeven worden
- de leuke docenten die er rondlopen 
- dat het gebouw klein is en een open uitstraling heeft

Slide 11 - Diapositive

Hoofdzaken vind je vooral in:
A
De kernzin
B
De toelichting

Slide 12 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden ook alweer?
(Je mag een voorbeeld noemen)

Slide 13 - Carte mentale

Signaalwoorden en tekstverbanden
Opsomming
- en, verder, ook, daarnaast
Tegenstelling
- maar, echter, toch, integendeel

Slide 14 - Diapositive

Tegenstelling
Lisa kan goed voetballen, maar haar broer kan er helemaal niets van.
Een woord dat het tegenovergestelde van een ander woord betekent

Slide 15 - Diapositive

Welk signaalwoord bij een tegenstelling vind je in de zin?
Ik wil wel afspreken, maar ik mag niet.
A
ik
B
afspreken
C
maar
D
mag niet

Slide 16 - Quiz

Welk setje bestaat NIET uit een tegenstelling?
A
mooi - lelijk
B
goedkoop - duur
C
zon - regen
D
Vloeken - schelden

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdracht

Klaar?
Aan de slag met 3.3
K: 
Opdracht 11 t/m 13, 16, 17
Klaar: 
20 t/m 24 + test jezelf


timer
10:00
GL: 
Opdracht 13 t/m 15
Klaar: 
20 t/m 24 + test jezelf


Matthijs
10, 16, 17
Klaar:
20 t/m 24 + test jezelf

Slide 18 - Diapositive

Hoe vind je dat je zelf hebt gewerkt vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Hoe vind je dat mevrouw Van der Voet deze les heeft gegeven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage