Adverbs of time and place

File 7: part C
Putting Plans into Action
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

File 7: part C
Putting Plans into Action

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les
  • Je leert wat bijwoorden van plaats en tijd zijn.

  • Je leert de Engelse woorden voor de dagen van de week gebruiken.

  • Je leert de Engelse woorden voor 'vandaag' en 'morgen' gebruiken.

  • Je leert in welke volgorde deze bijwoorden in een zin worden geplaatst.

Slide 2 - Diapositive

Wat denk je wat een voorbeeld
kan zijn van een bijwoord
van plaats of tijd?

Slide 3 - Carte mentale

Bijwoord van plaats
Een bijwoord van plaats geeft antwoord op de vraag: waar?

Bijvoorbeeld: about, around, above, anywhere, behind, over, under, here, there, somewhere, upwards, onwards.

The nightstand is there. Het nachtkastje staat daar.
The desk is here. Het bureau staat hier.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Bijwoord van tijd
Een bijwoord van tijd geeft antwoord op de vraag: wanneervoor hoe lang of hoe vaak? Wij kijken in deze file slechts naar de bijwoorden die antwoord geven op de vraag wanneer.

Bijvoorbeeld: today, tomorrow, yesterday, later, now, Monday, Tuesday,
June, July, August, spring, summer, autumn, winter.

I am going to paint my room today. Ik ga vandaag mijn kamer verven.
I will swap rooms later. Ik ga later wisselen van kamer.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Zinvolgorde
Als er meerdere bijwoorden in de zin staan dan is de volgorde:
Hoe (manier), waar (plaats) en wanneer (tijd).

The wind will be blowing gently southwards tomorrow.

LET OP!!!
Het bijwoord van tijd wordt soms vooraan de zin geplaatst om er extra nadruk op te leggen. Je plaatst dan een komma achter het bijwoord:
Tomorrow, I am going to paint my room.

Slide 8 - Diapositive

Somewhere over the rainbow...

Wat voor woord is 'somewhere'?
A
Bijwoord van tijd
B
Bijwoord van plaats

Slide 9 - Quiz

I gave my room a makeover yesterday.

Wat voor woord is 'yesterday'?
A
Bijwoord van tijd
B
Bijwoord van plaats

Slide 10 - Quiz

I will buy a new bed tomorrow.

Wat voor woord is 'tomorrow'?
A
Bijwoord van tijd
B
Bijwoord van plaats

Slide 11 - Quiz

There a nice shops everywhere.

Wat voor woord is 'everywhere'?
A
Bijwoord van tijd
B
Bijwoord van plaats

Slide 12 - Quiz

I will go tomorrow to school

Klopt deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

I can't find my books anywhere.

Klopt deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Did you find nice wallpaper somewhere?

Klopt deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

She looked everywhere for new curtains.

Klopt deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Put the sentence in the correct order.
the store
to
went
I
yesterday

Slide 17 - Question de remorquage

Put the sentence in the correct order.
somewhere
he
park
will
the car

Slide 18 - Question de remorquage

Put the sentence in the correct order.
buy
I
will
now,
paint

Slide 19 - Question de remorquage

Translate:

wallpaper
A
poster
B
behang
C
dagblad
D
tijdschrift

Slide 20 - Quiz

Translate:

store
A
tas
B
legplank
C
kast
D
winkel

Slide 21 - Quiz

Translate:

everywhere
A
overal
B
alle
C
ergens
D
nergens

Slide 22 - Quiz

Translate:

anywhere
A
nergens
B
overal
C
ergens
D
alle

Slide 23 - Quiz

Translate:

upwards
A
naar voren
B
naar boven
C
naar beneden
D
naar achteren

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

I know and understand how to use
adverbs of time and place.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage