Wisk 5.1 - Rekenen met tijd

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grootheid & eenheid
Tijd
seconde
minuut
week
dag
grootheid
eenheid
eenheid
eenheid
eenheid

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TIJD

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

tijd
grootheid
eenheid
uur
minuut
jaar
lengte
eeuw
meter
temperatuur
graden Celsius

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een horloge is een....
A
Eenheid
B
Meetinstrument
C
Grootheid
D
Tijd

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem nog een meetinstrument van tijd

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel uren zitten er in 3 dagen?
A
48
B
24
C
72
D
36

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel seconden zitten er in 5 minuten?
A
120
B
300
C
320
D
500

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

maart + april
A
60 dagen
B
61 dagen
C
62 dagen
D
59 dagen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

juli + augustus
A
60 dagen
B
61 dagen
C
62 dagen
D
63 dagen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 etmaal + 5 uren
A
24 uren
B
30 uren
C
29 uren
D
17 uren

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 uur is
A
30 minuten
B
60 minuten
C
15 minuten
D
120 seconden

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2 jaar is
A
100 dagen
B
24 uur
C
24 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 kwartaal is
A
100 dagen
B
4 maanden
C
3 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Weekend
A
100 dagen
B
4 maanden
C
3 maanden
D
zaterdag en zondag

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 maand is
A
30, 31 of 28/29 dagen
B
60 minuten
C
15 minuten
D
zaterdag en zondag

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel dagen zitten er in 10 jaar?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel minuten zitten er in 1 jaar?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

8 jaar + 4 decennia = ......... etmalen

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke dag komt voor de woensdag?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke dag komt twee dagen na de zondag?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke dag komt drie dagen later dan de maandag?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke dag komt drie dagen voor de dinsdag?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen
over de kalender

Slide 28 - Diapositive

- welke dag is 3 februari? (vrijdag)

Is dit een schrikkeljaar? (nee)

- op 4 november word Mary geboren. Hoe oud is zij op 12 december? (38 dagen)

- op 30 oktober was de herfstvakantie afgelopen. Op 25 december begon de kerstvakantie. Hoeveel weken? (8)

- gisteren was het precies 1 week na 2 april. Vandaag is het... ? (10 april)
Welke datum is op de kalender?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke datum was het precies een week geleden?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke datum was het precies twee weken later?

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lea is op 30 oktober jarig. Hoeveel dagen duurt dat nog?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke maand komt er voor oktober?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke datum ben je zelf jarig?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


A
20 euro
B
60 euro
C
80 euro
D
40 euro

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
250 cm
B
200 cm
C
50 cm

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
10
B
30
C
40

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
10
B
8
C
100
D
140

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
10
B
20
C
14

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
35
B
10
C
15
D
5

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
400
B
4000
C
40

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Elk kwartaal betaalt Peter € 55,10 aan het zwembad. Hoeveel kost dit per 2 jaar?

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De huur is €350,76 per maand. Hoeveel is dat per jaar?

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je 6 jaar lang elke dag een appel eet... Hoeveel appels zijn dat?
(let op het schrikkeljaar)

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Elk jaar koopt Kyara een chocoladeletter. Hoeveel is dat in 5 decennia?

Slide 46 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions