Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
  • ...weet je hoe je alle bijvoeglijke naamwoorden moet spellen.
  • ...weet je wat stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn. 
  • ...heb je geoefend met het schrijven van een tekst met allemaal bijvoeglijke naamwoorden.
  • ...kun je zelf verschillende bijvoeglijke naamwoorden verzinnen.

Slide 2 - Diapositive

Lesplan
  • Wat weten jullie al?
  • Uitleg met vragen.
  • Schrijfopdracht maken 
  • Hoe ging het?

Slide 3 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 4 - Question ouverte

Voorbeelden
Chocolade is lekker -> De lekkere chocolade 
Het weekend was rustig -> Het rustige weekend
                                                  -> Een rustig weekend


Slide 5 - Diapositive

Dit zijn bijvoeglijke naamwoorden met een lange vorm of korte vorm. 
Chocolade is lekker -> De lekkere chocolade
Het weekend was rustig -> Het rustige weekend
                                                 -> Een rustig weekend

De lange vorm is het bijvoeglijk naamwoord + e
lekker -> lekkere
rustig -> rustige

Slide 6 - Diapositive

Soms moet je het woord veranderen.
Er zijn vier momenten wanneer dat moet.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld 1
Mijn moeder is lief -> Mijn lieve moeder

Als het woord net zoals lief eindigt op een -f 
verander je de -f in een -v en plak je er dan nog een -e achter.

Lief -> lieve

Slide 8 - Diapositive

Vul de goede vorm in.
Mijn vriendin is sportief -> Mijn ________ vriendin

Slide 9 - Question ouverte

Voorbeeld 2
Zijn haar is grijs -> Zijn grijze haar

Als het woord net zoals grijs eindigt op een -s 
verander je de -s in een -z en plak je er dan nog een -e achter.

Grijs -> grijze

Slide 10 - Diapositive

Vul de goede vorm in.
De kamer is vies -> De ________ kamer

Slide 11 - Question ouverte

Voorbeeld 3
Het weekend was druk -> Het drukke weekend

Bij sommige woorden moet je de laatste letter verdubbelen en er dan een -e achter plakken.  

Druk -> drukke

Slide 12 - Diapositive

Vul de goede vorm in.
De banaan is krom -> De ________ banaan

Slide 13 - Question ouverte

Voorbeeld 4
De trein reed langzaam -> De langzame trein

Bij sommige woorden moet je een a, e, o of u weghalen als er al twee achter elkaar staan en dan een -e erachter plakken.

Langzaam -> langzame

Slide 14 - Diapositive

Vul de goede vorm in.
Het stoplicht is rood -> Het ________ stoplicht

Slide 15 - Question ouverte

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden die zeggen waar iets van gemaakt is.
De trui is van wol -> De wollen trui
Het tasje is van plastic -> Het plastic tasje


Slide 16 - Diapositive

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

De trui is van wol -> De wollen trui
Het tasje is van plastic -> Het plastic tasje

De woorden krijgen -en erbij of veranderen helemaal niet.
Let op, bij sommige woorden moet je de laatste letter weer verdubbelen.

Slide 17 - Diapositive

Vul de goede vorm in.
De ketting is goud -> De ______ ketting.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de goede vorm in.
De doos is van karton -> De ______ doos.

Slide 19 - Question ouverte

Vul de goede vorm in.
De verpakking is plastic -> De ______ verpakking.

Slide 20 - Question ouverte

Schrijven
Je gaat een tekst schrijven, begin met de zin: Toen ik vanochtend wakker werd...
  • Gebruik zo veel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden.
  • Maak je tekst zo lang mogelijk. 
  • Let goed op de spelling.
  • Je maakt het alleen, maar kan om hulp vragen aan je klasgenoten of mij. 

Slide 21 - Diapositive

Wat ging al goed tijdens het schrijven?

Slide 22 - Question ouverte

Wat vond je nog lastig tijdens het schrijven?

Slide 23 - Question ouverte