Maak een vraag in het Frans

Maak een vraag in het Frans
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maak een vraag in het Frans

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je vragende zinnen maken in het Frans.
vragende zin

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over het maken van vragende zinnen in het Frans?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn vragende zinnen?
Vragende zinnen zijn zinnen die eindigen met een vraagteken en waarbij de woordvolgorde anders is dan bij een normale zin.

Slide 4 - Diapositive

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van vragende zinnen in het Nederlands.
Woordvolgorde bij vragende zinnen
Bij vragende zinnen in het Frans zet je een vraagteken achter een gewone zin.

Bijvoorbeeld:
Tu es malade.
Tu es malade?

Slide 5 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het veranderen van de woordvolgorde van een normale zin naar een vragende zin.
Vragende zinnen met 
est-ce que
Bij vragende zinnen door est-ce que voor de zin te zetten

bijvoorbeeld:
Est-ce que tu aimes le français? 
(Houd je van Frans?)

Slide 6 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het maken van vragende zinnen met inversie.
Vragende zinnen met 
est-ce que
Bij vragende zinnen door est-ce que voor de zin te zetten
wanneer het woord na est-ce que een stomme H of een klinker is dan wordt het : est-ce qu'

bijvoorbeeld:
Est-ce qu' il est malade? 
(Is hij ziek?)

Slide 7 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het maken van vragende zinnen met inversie.
oefenen page 36
  • excercise 30a + 30c + 30d  

Slide 8 - Diapositive

Laat de leerlingen deze zinnen hardop uitspreken en vraag hen om de woordvolgorde te benoemen.
Een vraagwoord gebruiken
Je kan ook een vraag stellen met een vraagwoord:
  • : waar                                 
  • quand: wanneer
  • comment: hoe
  • combien: hoeveel
  • pourquoi: waarom
  • qui: wie
  • qu'est-ce que: wat

vragende zin

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraagwoord
Het vraagwoord zet je aan het begin of aan het einde van de zin.
  • Comment tu t'appelles?
  • Tu t'appelles comment?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraagwoord
Je kan ook est-ce que 
Dan is de volgorde est-ce que + gewone zin :
  • Comment est-ce que tu t'appelles?
  • est-ce que tu habites?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

oefenen page 37+38
  • excercise 31a + 31c + 31d  

Slide 12 - Diapositive

Laat de leerlingen deze zinnen hardop uitspreken en vraag hen om de woordvolgorde te benoemen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.