Leesvaardigheid tekstdoelen

Tekstdoel, onderwerp en hoofdgedachte
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekstdoel, onderwerp en hoofdgedachte

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van de les
  • Kun je het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen
  • Weet je welk tekstdoel een tekst heeft:
       amuseren - activeren/overhalen - informeren - instrueren



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waar vind je de hoofdgedachte vaak?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Wat is het doel van dit bord?
A
overhalen
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?
A
overhalen
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Tekst

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Noem de vijf tekstdoelen.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Wat is het doel van dit gedicht?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Wat is een tekstdoel?
A
Artikel
B
Recept
C
Instrueren
D
Blog

Slide 28 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 29 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 30 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
instrueren
B
activeren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 31 - Quiz

Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 32 - Quiz

Keuzemoment: Luisteren naar de instructie of alvast zelfstandig werken

Slide 33 - Diapositive

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 34 - Question de remorquage

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 35 - Carte mentale

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 36 - Carte mentale

Huiswerk

Slide 37 - Diapositive