5.6 Het hormoonstelsel en 5.7 De hypofyse en de schildklier

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Opdrachten

Bs 6: Het hormoonstelsel

Bs 7: De hypofyse en de schildklier

Leerdoelen

Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven.

Je kan in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren beschrijven.

Je kunt de werking van de hypofyse en de schildklier beschrijven.

Hormoonstelsel

 Alle hormoonklieren samen

Functie: het regelen van langzame processen zoals groei, ontwikkeling, stofwisseling en voortplanting

Hormoon

Chemische stof

Regelen de werking van bepaalde organen

Afgegeven door hormoonklieren

Reist door het bloed

Hormonen regelen langzame processen:

• groei
  
• ontwikkeling
  
• stofwisseling  
  
• voortplanting
  

Verschil gewone klier/ hormoonklier

Gewone klier: 

- Zweetklier, speekselklier, etc.

- Heeft een afvoerbuis om het product af te voeren

Hormoonklier:

- Maakt hormonen

- Heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed

Basisstof 7. 

De hypofyse en de schildklier

Basisstof 7. 

De hypofyse en de schildklier

Hypofyse

• Maakt hypofysehormoon
• Hormoonklier die o.a. groeihormoon maakt

         -Groeihormoon regelt de groei van botten

• Beïnvloedt ook andere hormoonklieren:

            -Schildklier, teelballen, eierstokken

Schildklier

• Maakt onder invloed van de hypofyse schildklierhormoon.
• Schildklierhormoon beïnvloedt de stofwisseling en de groei en ontwikkeling.

Veel schildklierhormoon:

     Veel verbranding in de cellen

Weinig schilklierhormoon:

     Weinig verbranding in de cellen

Pak je telefoon

Het hormoonstelsel regelt vooral snelle, kortdurende processen.

1. Waar
2. Niet waar

De hypofyse hoort bij het

1. Zenuwstelsel
2. Spierstelsel
3. Hormoonstelsel
4. Uitscheidingstelsel

Sleep de juiste namen achter de nummers 

1 =

2 =

3 =

4 =

5 =

Schildkier

Hypofyse

Teelbal(len)

Eilandjes van Langerhans

Bijnieren

1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven

2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen

1. beide waar
2. beide nietwaar
3. 1 waar 2 nietwaar
4. 1 nietwaar 2 waar

Welke zenuwcel ligt met zijn cellichaam in het centrale zenuwstelsel, en met een uitloper erbuiten?

1. Gevoelszenuwcel
2. Schakelcel
3. Bewegingszenuwcel

In welk deel van de hersenen wordt je je bewust?

1. Grote hersenen
2. Kleine hersenen
3. Hersenstam