PC2_Natuurlandschappen & Landbouw

PC2 Landschappen, landbouw & veeteelt
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

PC2 Landschappen, landbouw & veeteelt

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan kenmerken van verschillende klimaten benoemen.
  • Ik weet wat hoogtegordels zijn.
  • Ik weet wat landbouw is.


Opdracht tijdens de uitleg: neem alle dikgedrukte onderstreepte woorden over.

Slide 2 - Diapositive

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 3 - Quiz

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?
A
De hoeveelheid neerslag in mm.
B
Het aantal graden Celsius.
C
De hoeveelheid neerlag in liter.
D
Het aantal graden in mm.

Slide 4 - Quiz

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De neerslag in cm.

Slide 5 - Quiz

Zeeklimaat
- Het zeeklimaat komt in een groot deel van Europa voor.    Kenmerken:
het hele jaar door neerslag en gematigde temperatuur. In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 6 - Diapositive

Middellandse Zeeklimaat
- Het Middellandse Zeeklimaat, in het zuiden van Europa, is gemiddeld iets warmer en in de zomer veel droger.
- Gebieden waar bijna geen neerslag valt kennen droge klimaten.

Slide 7 - Diapositive

Landklimaat
- Ver van de kust neemt de invloed van de zee af. De gemiddelde zomertemperatuur gaat omhoog en de gemiddelde wintertemperatuur gaat naar beneden. Zonder aanlandige wind warmt het land sterk op in de zomer en koelt het snel af in de winter. 
- De gemiddelde wintertemperatuur van het landklimaat ligt tussen -3 ºC en -10 ºC.
-De overgang van het zeeklimaat naar het landklimaat gaat geleidelijk.

Slide 8 - Diapositive

Toendra klimaat
- Gebieden op hoge breedte, waar de gemiddelde temperatuur altijd onder -10°C is, hebben een toendraklimaat. Die zomertemperatuur is de boomgrens en de grens tussen het landklimaat en het toendraklimaat. 
- In deze landschapszone in de poolstreken groeien mossen, grassen en lage struiken.
- Het kan nog kouder: in het sneeuwklimaat zijn de gemiddelde maandtemperaturen altijd onder nul. Er groeit niets.

Slide 9 - Diapositive

Hoogtegordels
- Boven op de berg ligt eeuwige sneeuw.
- Hieronder vind je de rotsgordel.
- Daaronder ligt de Alpenweide.
- Bijna beneden zijn de naaldbomen te vinden.
- Helemaal onderaan zijn de loofbomen te vinden.

Slide 10 - Diapositive

Wat is de derde hoogtegordel?
A
Loofbomen
B
Rotsgordel
C
Alpenweide
D
Naaldbomen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Bewoning & Landbouw
- In Europa is de bevolkingsdichtheid hoog in de gebieden van het zeeklimaat en gebieden met weinig reliëf. Het laagland is vlak en vruchtbaar en er stromen rivieren. Landbouw is een belangrijke activiteit. 
- In de Alpen is de bevolkingsdichtheid laag in het hooggebergte, dat komt door het sterke reliëf. Hoog in de bergen is het ook te koud, de temperatuur blijft er altijd onder 10°C. Er valt veel neerslag in dit hooggebergteklimaat.

Slide 13 - Diapositive

Welk klimaat is te vinden in het dal bij gebergtes, zoals de Alpen?
A
Zeeklimaat
B
Sneeuwklimaat
C
Landklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 14 - Quiz

Bodemgebruik & bewoning
- Verschillen in klimaat en reliëf hebben invloed op de bewoning en het bodemgebruik.
Het dal van de Rhône heeft steile hellingen, maar de de bodem is vlak. In combinatie met het zeeklimaat is het erg geschikt voor landbouw.
- In de zijdalen komt in de zomer veeteelt voor op de alpenweide, in de
winter en zomer veel toerisme.

Slide 15 - Diapositive

Wat is het aller koudste klimaat?
A
Zeeklimaat
B
Toendraklimaat
C
Sneeuwklimaat
D
Landklimaat

Slide 16 - Quiz

Wat is de bovenste hoogtegordel?
A
Naaldbomen
B
Eeuwige sneeuw
C
Loofbomen
D
Alpenweide

Slide 17 - Quiz

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 18 - Quiz

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 19 - Quiz