10 februari 1V keuze-uur herhaling stof tot nu toe

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Noteer hier je vraag of je opmerking

Slide 2 - Question ouverte

Kun je de werkwoorden op -er vervoegen 
in de présent ?
Dat gaan we zien !

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

De stam van 'travailler' is
A
travail
B
travaill
C
travailler
D
travaillons

Slide 5 - Quiz

wij zingen (chanter)

Slide 6 - Question ouverte

ik teken (dessiner)

Slide 7 - Question ouverte

u vraagt (demander)

Slide 8 - Question ouverte

jij woont (habiter)

Slide 9 - Question ouverte

zij dansen (danser) (mmv)

Slide 10 - Question ouverte

wij zoeken (chercher)

Slide 11 - Question ouverte

u bezoekt (visiter)

Slide 12 - Question ouverte

Madame van Beem luistert (écouter)

Slide 13 - Question ouverte

Ken je de onregelmatige werkwoorden ?
Dat gaan we zien !

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Noteer het Franse rijtje van faire :
je tu il/elle on nous vous ils/elles

Slide 16 - Question ouverte

Noteer het Franse rijtje van être:
je tu il/elle on nous vous ils/elles

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van être of avoir.
Je.......élève du collège Sint Maartens.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van être of avoir.
Nous..........une maison à Paris.

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van être of avoir.
Ils............les nouveaux copains de Marc.

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van être of avoir.
Tu........quatorze ou quinze ans ?

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van être of avoir.
Elles............quatre croissants.

Slide 22 - Question ouverte

Ken je de lidwoorden ?
Dat gaan we zien !

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Zet in het meervoud :
la fille

Slide 25 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
l'hôtel

Slide 26 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
la maison

Slide 27 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
l'orange (=de sinasappel)

Slide 28 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
un père

Slide 29 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
une maison

Slide 30 - Question ouverte

Zet in het meervoud :
un pantalon

Slide 31 - Question ouverte

Kun je zelf zinnen maken ?
Dat gaan we zien !

Slide 32 - Diapositive

Vertaal :
Hij is een trainer

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal :
Wij draaien de benen

Slide 34 - Question ouverte

Vertaal :
Vandaag ontmoeten wij de speler

Slide 35 - Question ouverte

Noteer hier je vraag / je opmerking

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Diapositive