De industriële revolutie het ontstaan van de stoommachine
De Industriële revolutie
Tijd van Burgers en Stoommachines
1800-1900, de 19e Eeuw
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
De Industriële revolutie
Tijd van Burgers en Stoommachines
1800-1900, de 19e Eeuw
Slide 1 - Diapositive
Omschrijf het woord Revolutie?
Slide 2 - Question ouverte
Wat staat er op het menu voor vandaag?
Ik weet wat het begrip huisnijverheid inhoudt en hoe dit is ontstaan
Ik weet hoe de komst van de stoommachine de huisnijverheid laat verdwijnen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Huisnijverheid
Wat is huisnijverheid?
Thuis producten maken voor de verkoop
Ontstaan vanuit de middeleeuwen om extra geld te verdienen.
Slide 5 - Diapositive
Waarom ging men aan huisnijverheid doen?
Armoede, het land bracht te weinig op voor de familie
Seizoenen, In de winter was er tijd over
Slide 6 - Diapositive
Spinnen
Spinnewiel
Slide 7 - Diapositive
Weven
Slide 8 - Diapositive
landbouw revolutie
Slide 9 - Diapositive
De Schietspoel
John Kay
Slide 10 - Diapositive
Spinning Jenny
James Hargreaves
Met de spinning jenny kon je eerst 8 en later wel 16 of meer draden tegelijk spinnen
Tekst
Slide 11 - Diapositive
Het Waterframe
Richard Arkwright
Door de spinning jenny op een waterrad aan te sluiten, werd de huisnijverheid overbodig en ontstonden de eerste fabrieken -> de huisnijverheid verdwijnt.
Slide 12 - Diapositive
Wind, water en spierkracht
Een paard in een mijn: spierkracht
Een Hollands plaatje, de molen: windkracht
Een waterrad: waterkracht
Slide 13 - Diapositive
Eeuwenlang waren er alleen deze energiebronnen,tot…
Slide 14 - Diapositive
Wat gaan jullie doen?
Uitleg opdracht voor de industriële revolutie.
Maken van de oriëntatie op tijd voor geschiedenis
Slide 15 - Diapositive
Welke Energie bronnen werden gebruikt voor de komst van de Stoommachine?
Slide 16 - Question ouverte
Men werkte vaak vanuit huis, hoe werd dit genoemd?
A
Handarbeid
B
Huisnijverheid
C
Thuuswerk
D
Mensen werkte alleen op het alnd
Slide 17 - Quiz
Als mensen thuis werkte wat maakte zij dan vaak?
Slide 18 - Question ouverte
Wat staat er vandaag op het Menu?
Je kunt uitleggen wat het belang van de stoommachine is tijdens de industriële revolutie.
Je kunt uitleggen waarom grote industriële steden ontstaan tijdens de industriële revolutie
Slide 19 - Diapositive
De Industriële revolutie
De Industriële Revolutie begon vanaf 1760 in Groot-Brittannië.
Hier was voldoende geld om te investeren
Een groeiende bevolking die kleding nodig had
Grondstoffen zoals kolen en ijzererts waren aanwezig.
Slide 20 - Diapositive
De stoommachine
Er kwam steeds meer vraag naar textiel voor kleding. De huisnijverheid kon dat niet aan -> uitvinding apparaten om het spinnen en weven sneller te laten gaan.
Slide 21 - Diapositive
De stoommachine
Een stoommachine werkt op steenkool, daarmee verhit je water -> stoom -> brengt een rad in beweging.
Als je daar machines aankoppelt heb je een fabriek.
De stoommachine is uitgevonden door door James Watt.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Grote steden
De fabrieken werden bij de mijnen gezet. Hier ontstonden de steden, want de arbeiders gingen bij de fabrieken wonen.
Urbanisatie = het ontstaan of groter worden van steden
Slide 24 - Diapositive
De Britse industriestad Liverpool
Slide 25 - Diapositive
De Industriële samenleving
Er ontstond een industriële samenleving:
De meeste mensen wonen in steden
De meeste mensen werken in industrie en dienstensector
Dienstensector: deel van de economie dat buiten landbouw en industrie valt (bijvoorbeeld handel en transport).
Slide 26 - Diapositive
Winst maken
De welvaart steeg. Maar in de industriesteden was het leven minder gezond en bazen jaagden hun arbeiders op om harder te werken.
Bazen wilden veel geld (kapitaal) verdienen.
In de kapitalistische samenleving was winst maken het belangrijkste.
Slide 27 - Diapositive
Wat gaan jullie doen?
Maak op tijd voor geschiedenis van paragraaf 2.2 Vraag 1 t/m 8 Sla vraag 6b en 7 over