Autotrofe en heterotrofe organismen

Module 3
Autotrofe en heterotrofe organismen
Module 03
Van celmetabolisme tot organisme
1. Autotrofe en heterotrofe organismen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Module 3
Autotrofe en heterotrofe organismen
Module 03
Van celmetabolisme tot organisme
1. Autotrofe en heterotrofe organismen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan het verschil formuleren tussen autotrofe en  heterotrofe organismen
  • Je kan de belangrijkste vorm van energie in een cel herkennen en benoemen
  • Je kan het principe van celademhaling uitleggen

Slide 2 - Diapositive

1. Autotrofe en heterotrofe organismen
  1. Lees p. 117 in je boek. 
  2. Bekijk volgend filmpje.
  3. Beantwoord daarna de vragen. 


Als je geen boek hebt, kan je altijd het digitale boek op 'Ididit' gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo


Wat is het verschil tussen AUTOTROOF en HETEROTROOF?
Wat weet je nog van vorig jaar? 

Slide 5 - Question ouverte

AUTOTROOF
HETEROTROOF

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

2. Energiehuishouding in elke cel
  1. Lees p. 119-120 in je boek. 
  2. Beantwoord de vragen.
  3. Bekijk daarna het filmpje over de aerobe celademhaling.

Slide 8 - Diapositive

Hoe noemt men de universele energiedrager van ons lichaam?
A
ADP
B
ATP

Slide 9 - Quiz

Geef de reactievergelijking voor de aanmaak van ATP.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

2.2 Aerobe en anaerobe celademhaling
1. Lees in je boek p. 120-121 en bekijk de figuur bovenaan p. 122 aandachtig. 
2. Bekijk de volgende slide en het filmpje (celademhaling) aandachtig.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

2.2 Aerobe en anaerobe celademhaling
1. Lees in je boek p. 122 (vanaf anaerobe celademhaling) en bekijk de figuren op p. 123 aandachtig. 
2. Bekijk de volgende slide over anaerobe celademhaling.
3. Beantwoord de vragen over de celademhaling.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welke organismen doen aan celademhaling?
A
enkel heterotrofe organismen
B
enkel autotrofe organismen
C
enkel eukaryote cellen
D
zowel autotrofe als heterotrofe organismen

Slide 17 - Quiz

Omschrijf het proces celademhaling.

Slide 18 - Question ouverte


Waarom wordt een mitochondrie 'the cell's power house' genoemd?
A
Omdat hierin de meeste ATP gevormd wordt.
B
Omdat in het cytoplasma rond een mitochondrie de meeste ATP gevormd wordt
C
Omdat hierin anaerobe en aerobe celademhaling plaatsheeft.
D
Omdat hierin de meeste ADP gevormd wordt.

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak is FOUT?
A
"Cellen die veel energie nodig hebben, bevatten veel mitochondriën."
B
"Bij anaerobe celademhaling wordt minder ATP gevormd dan bij aerobe celademhaling"
C
"In onze spiercellen kan zowel aerobe als anaerobe celademhaling optreden"
D
"Anaerobe celademhaling heeft plaats in de mitochondriën

Slide 20 - Quiz

Als we alcoholische gisting vergelijken met melkzuurgisting, kunnen we zeggen dat ...
A
melkzuurgisting aeroob is, terwijl alcoholische gisting anaeroob is.
B
melkzuurgisting anaeroob is, terwijl alcoholische gisting aeroob is.
C
er bij melkzuurgisting evenveel ATP gevormd wordt dan bij alcoholische gisting.
D
enkel bij melkzuurgisting de glycolyse plaatsheeft.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Hoe kan je het ontstaan van spierkramp verklaren? Leg uit.

Slide 23 - Question ouverte

Ik begrijp de leerstof:
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage