herhaling tijden
1 / 11
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
welke tijden heb je tot nu toe gehad? Noteer namen van de tijden
Slide 2 - Question ouverte
in welke twee tijden kan de infinitivus staan?
Slide 3 - Question ouverte
welke twee onregelmatige (ook in het praesens) werkwoorden ken je nog meer?
Slide 4 - Question ouverte
op welke twee manieren kun je is, ea, id gebruiken?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen vestri en vestrum?
Slide 6 - Question ouverte
Met welke tijd komt het futurum exactum voor?
A
imperfectum
B
praesens
C
perfectum
D
futurum
Slide 7 - Quiz
vertaal het volgende zinnetje: omnia ad eum locum ieci
Slide 8 - Question ouverte
vertaal het volgende zinnetje: regio tota vestrum
Slide 9 - Question ouverte
vertaal het volgende zinnetje: ei nullum honorem tribui
Slide 10 - Question ouverte
Op welke drie manieren kun je eius vertalen?
