HS 5 Bron H & J: Números + voca + Toekomende tijd

PA 1 Capítulo 5

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

PA 1 Capítulo 5

Slide 1 - Diapositive

Het doel van de les:
De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Herhalen:
- Getallen t/m 1000 /Bron G
- Het bezittelijk vnw /Bron D
Nieuw:
- Toekomende tijd/ Bron J

Slide 2 - Diapositive

 Los números
20 - 29

De laatste ‘e’ van ‘veinte’ wordt een ‘i’, je plakt daar het 2e cijfer aan vast en het geheel wordt één woord zonder spaties. 

21= veintiuno       22= veintidós         24 = veinticuatro


Slide 3 - Diapositive

Weet jij nu hoe het verder moet? (tot 29)
veintiuno
veintidós
veintitrés
veinticuatro

Slide 4 - Question ouverte

Tientallen
10 - diez                         60 - sesenta
20 - veinte                    70 - setenta
30 - treinta                   80 - ochenta
40 - cuarenta              90 - noventa
50 - cincuenta           100 - cien > vanaf 101 gebruik je ciento

101 - 199 = ciento
Bijv. 135 = ciento treinta y cinco

Slide 5 - Diapositive

Zet de getallen op de juiste volgorde
20
30
40
50
60
60
80
90
100
ochenta
cien
cincuenta
treinta
veinte
cuarenta
sesenta
noventa
setenta

Slide 6 - Question de remorquage

30 - 100
Vanaf 30 gebruik je de volgende werkwijze:
tiental - y - getal 1 tot 10 

39 = treinta - y - nueve
56 = cincuenta - y - seis

Slide 7 - Diapositive

Kies het antwoord waarbij de getallen in de juiste volgorde staan.
A
55-78-68-92-16-15
B
55-78-68-92-17-15
C
55-68-78-92-17-15
D
15-78-68-92-17-55

Slide 8 - Quiz

Verbind de juiste honderdtallen aan elkaar 
348
512
823
649
251
doscientos cincuenta y uno
trescientos quarentiocho
quinientos  doce
seiscientos cuarenta y nueve
doscientos cincuenta uno
trescientos cuarenta y ocho
ochocientos veintitrés
seiscientos quarenta y nueve

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord?
A
la tienda
B
soy
C
mis
D
los pantalones

Slide 10 - Quiz

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welke betekenis?
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw (mv)
mi/ mis
vuestro/-a
vuestros/-as
nuestro/-a
nuestros/-as
tu/ tus
su/ sus
su/ sus

Slide 11 - Question de remorquage

Vul in:
_____ (mijn) tienda favorita es Zara.
A
Mis
B
Mi

Slide 12 - Quiz

Vul in:
¿Cuánto cuestan ___ (jouw) zapatillas?
A
tus
B
tu

Slide 13 - Quiz

Vul in:
___ (onze) ropa es cara

Slide 14 - Question ouverte

Vul in:
¿Cómo se llaman ___ (jouw) padres?

Slide 15 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde (je begint bij 0).
1
2
3
4
5
cero
ochenta y tres
ochocientos trece
quinientos veinticuatro
ciento setenta y dos

Slide 16 - Question de remorquage

1000 =
A
mil
B
millión

Slide 17 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?

En la tienda hay doce probadores.
A
212
B
2
C
200
D
12

Slide 18 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Madrid tiene ciento cincuenta autobuses'.
A
115
B
150

Slide 19 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Las gafas de sol cuestan trescientos noventa y siete euros'.
A
379
B
397

Slide 20 - Quiz

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'En el restaurante hay seiscientas dieciocho personas'.
A
618
B
718

Slide 21 - Quiz

Schrijf nu zelf het cijfer:
setecientos veintiseis.

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf nu zelf het cijfer:
doscientos sesenta y cinco.

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf nu zelf het cijfer:
ochocientos quince.

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf nu zelf het cijfer:
ciento nueve.

Slide 25 - Question ouverte

¡Adiós!

Slide 26 - Diapositive

en lijntjes schrift.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Bron J TB p. 48
De toekomende tijd


  • Wat is dat de toekomende tijd? (El futuro inmediato)
  • De vorm

Slide 29 - Diapositive

Wat is de toekomende tijd?
  • Activiteiten die nog moeten gaan gebeuren. Bijv.:

Ik ga straks de afwas doen.
Vanmiddag gaan we sporten.
We gaan zo een stukje lopen.

Slide 30 - Diapositive

De vorm, hoe maak je het?
 ww IR (gaan) + a + heel werkwoord

Voy a comprar unas camisetas.
Vamos a comer una pizza.
Marco va a trabajar en el supermercado Jumbo.



Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Bron J
De toekomende tijd

Quiz vragen over de Toekomende tijd die je hebt geleerd in Bron J.

Dit gebruik je als je iets van plan bent. 
(ir a = gaan naar)

Slide 36 - Diapositive

Hoe maak je de toekomende tijd?
A
ir + de + heel werkwoord
B
ir + a + heel werkwoord
C
ser + de + heel werkwoord
D
ser + a + heel werkwoord

Slide 37 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord 'ir'?
Geef alle zes de vormen.

Slide 38 - Question ouverte

Vul in.
(Jij gaat) _____ a comprar pantalones.
A
vas a
B
va a
C
voy a
D
vais a

Slide 39 - Quiz

Vul in..
Mi madre ___ a hablar con mi amiga.
A
voy
B
va

Slide 40 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Wij gaan iets drinken'

Slide 41 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Zij gaan eten.'

Slide 42 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Spaans...?
'¿Ga jij een wandeling maken'

Slide 43 - Question ouverte

Deberes:

WB Oef. 25- 28 p.58- 61 maken 

Slide 44 - Diapositive

Fin, gracias por tu atención.

Slide 45 - Diapositive