24/25 week 1

RELATIONS
ma famille
moi et les autres
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

RELATIONS
ma famille
moi et les autres

Slide 1 - Diapositive

Doornemen planner
classroom

Slide 2 - Diapositive

Unité 2 en 3
Je kunt teksten over familie begrijpen en gebruiken zowel schriftelijk als mondeling.
• Je kent het werkwoord ‘avoir’ (hebben).
Je kunt tot en met 20 tellen in het Frans.
• Je kunt het bezittelijk voornaamwoord begrijpen en gebruiken.
• Je kunt een werkwoord dat eindigt op -er vervoegen.


Slide 3 - Diapositive

  • unité 2 - verschillen FR-NL
  • regarder - vlog David
  • les nombres
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik meer over culturele verschillen Nederland en Frankrijk
  • begrijp ik wat David over zijn familie en vrienden vertelt
  • heb ik nieuwe woorden geleerd
  • kan ik tellen tot 20

Slide 4 - Diapositive

1e opdracht
Wat? Lees de tekst op blz. 46 en 47
Hoe? Zelfstandig, stilte graag
Hoe lang? 3 minuten
Doel? verschillende gewoontes NL en FR
Klaar? Probeer de 2 vragen te beantwoorden 
timer
3:00

Slide 5 - Diapositive

Welke gewoonte in Nederland vind je fijner dan in Frankrijk? En andersom?

Slide 6 - Carte mentale

Wie zijn pépé en mémé?
Vraag 2 blz 47
A
oma en opa
B
papa en mama

Slide 7 - Quiz

Waarom zijn Fransen verbaasd als ze in NL 's avonds overal de huiskamer in kunnen kijken?
A
de huizen zijn zo mooi ingericht.
B
de huiskamers zijn zo klein
C
ze houden van privacy

Slide 8 - Quiz

Wat hoort meestal niet bij een Franse verjaardag ?

A
uitgebreid familiebezoek
B
een verjaardagscadeau
C
een extra lekker toetje

Slide 9 - Quiz


Franse kinderen gedragen zich meestal keurig in een restaurant. Geef daar twee voorbeelden van.

Slide 10 - Question ouverte

Fransen zijn erg op hun privacy gesteld.
Noem daar twee voorbeelden van.

Slide 11 - Question ouverte

Vlog David

Slide 12 - Diapositive

Nieuwe woorden
marié - divorcé
se marier - divorcer
le chien - le chat

Tu as quel âge? J'ai....ans
Tu as des frères et soeurs? Non, oui, j'ai....



Slide 14 - Diapositive

Apprendre 1 
Samen doornemen


Slide 15 - Diapositive

La prononciation
la ville
la fille - le fils
le frère - la soeur
les parents
les grands-parents
le père / la mère / la grand-mère / le grand-père

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk - agenda
leren apprendre 1 (FN) blz 68
maken exercice 4  en 9 blz 49 & 55

Nu starten!
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Loto
Maintenant
On va jouer
au loto!
Tu peux gagner
un bonbon.

Slide 19 - Diapositive

Spel met cijfers
Iemand start met tellen tot 20 in het Frans
Als je een cijfer tegelijk met iemand anders zegt, beginnen we opnieuw
Hoe goed voelen we elkaar aan?
timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

6

Slide 21 - Vidéo

Unité 2 en 3
Je kunt teksten over familie begrijpen en gebruiken zowel schriftelijk als mondeling.
• Je kent het werkwoord ‘avoir’ (hebben).
Je kunt tot en met 20 tellen in het Frans.
• Je kunt het bezittelijk voornaamwoord begrijpen en gebruiken.
• Je kunt een werkwoord dat eindigt op -er vervoegen.


Slide 22 - Diapositive

00:00
Petit film la famille
Let goed op over welk familielid het gaat
In welke ruimte ze zijn
Hoe de mensen heten
Wie doet wat?

Slide 23 - Diapositive

00:19
Wat denk je dat 'la cuisine' betekent?

Slide 24 - Question ouverte

00:35
Qui n'est pas là?

Slide 25 - Question ouverte

01:09
Tout le monde est dans ....

Slide 26 - Question ouverte

01:19
Il s'appelle comment, le petit frère?

Slide 27 - Question ouverte

01:44
Qui chante à l'opéra?

Slide 28 - Question ouverte

  • les devoirs
  • écouter et parler
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik nieuwe woorden geleerd
  • heb ik geoefend met luisteren en praten in het Frans
  • kan ik steed makkelijker tellen tot 20

Slide 29 - Diapositive

Les devoirs
nakijken exercice 4 

en 9






Slide 30 - Diapositive

apprendre 1 
Pak je schrift en vertaal in het NL:
1. le grand-père
2. la soeur
3. le fils
4. la fille
5. le frère
6. l'enfant

Slide 31 - Diapositive

Let op schrijfwijze
le grand-père
la grand-mère

les parents
les grands-parents

la soeur
 

Slide 32 - Diapositive

la prononciation et écouter
Exercice 11 - la prononciation (page 55)



Exercice 12 et 13 - écouter (page 56)

prononciation
dialogue 1
dialogue 2

Slide 33 - Diapositive

Exercice 17
C'est Oscar. Il a onze ans. Il habite neuf, rue du Grand Lac à Dijon. Il est en sixième A. Son meilleur ami s'appelle Léon.


Schrijf nu eenzelfde tekstje voor Adam. Klaar? Schrijf er ook een voor Inès.

Slide 34 - Diapositive

Les devoirs - het huiswerk
Leren apprendre 2 (FN) en 1 (NF) (blz 68 en 69)
Bestuderen: apprendre 5 (blz 69)

Slide 35 - Diapositive

Wie kan tot 20 tellen?
We gaan het volgende spelletje doen: 'Plus ou moins'. Neem een getal in gedachten. Je buurman of buurvrouw gaat het getal raden.

Voorbeeld:
A: *heeft 13 in zijn/haar hoofd*
B: quatorze?
A: Moins (minder)
B: onze?
A: Plus (meer)


timer
1:00
timer
5:00

Slide 36 - Diapositive

Tu as quel âge?
Bonjour, ça va?
Comment tu t'appelles?
Tu habites où?
C'est quoi?
Tu as un frère ou une soeur?
C'est quoi?
Il/elle a quel âge?
Au revoir!

Slide 37 - Diapositive

J'ai douze ans
"Ça va bien
Je m'appelle Roos
J'habite à Delft
C'est un chien
Oui, j'ai un frère/une soeur.
À plus!
Il/elle a 13 ans
C'est un chat

Slide 38 - Diapositive

Évaluation du cours
Noem drie dingen die je geleerd hebt deze les
Wat vond je:
- nuttig? niet nuttig?
- leuk?
- niet leuk?

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Et toi, tu as des frères et soeurs ? (tip: ik heb = j'ai)

Slide 41 - Question ouverte