V1 ch 1 tekst B

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lundi le 15 février

Nieuwe woorden 

Oui - ja  

Non - nee

Où?[zoals in douche] - waar?

Tu es [zoals 'het'] - jij bent

Dans [dan] - in

le sud [suud] - het zuiden

de - van 

Zinnen

Tu es où? 

Dans le sud de la France. 

Je suis [zoals in etui] - ik ben

En Angleterre - in Engeland

vraiement [zoals in punaise) - echt

Vous êtes [zoals 'het'] - jullie zijn

Copain [C als in crimineel en ai als in punaise] - vriend

Avec [c als in crimineel]

Heureusement [eu als in auteur. Ment als 'mang'] 

Zinnen  

Moi, je suis en Angleterre.

Vraiment?!!

Oui! Avec un copain. 

Vous êtes où en Angleterre? 

A Londres. 

Je suis en France.

1. Ik ben Frans.
2. Ik ben in Frankrijk.

Je suis en France avec un copain.

1. Ik ga naar Frankrijk met een koffer.
2. Ik ben in Frankrijk met een vriend.

Vraiement?!

1. Echt?!
2. Waar ben je?!
3. Nu?!
4. Wanneer?!

Tu es où? Welk antwoord past hier?

1. J'habite en France.
2. J'achète en France.
3. je suis en France.
4. Je vais en France.

Tu es dans le .... (zuiden) de La France?

1. Ouest
2. Est
3. Sud
4. Nord

Je suis au camping près de Montpellier.

1. Ik ga naar de camping in Montpellier.
2. Montpellier is de grote stad.
3. Ik ben op de camping dichtbij Montpellier.

Ik kan de les goed volgen.

😒🙁😐🙂😃

Luistervaardigheid fragment 1

Wat werd er gezegd?

1. Tu es en France avec un copain.
2. Je suis en France avec un copain.
3. Je suis avec un ami.
4. Tu es avec un copain.

Luistervaardigheid fragment 2

Wat werd er gezegd?

1. Mon ami est anglais.
2. Mon copain est anglais.
3. Mon ami est allemand.
4. Mon copain est allemand.

Luistervaardigheid fragment 3

Wat werd er gezegd?

1. Heureusement , je parle allemand.
2. Heureusement, je parle français.
3. Heureusement, je parle néerlandais.
4. Heureusement, je parle anglais.

Wat betekent 'heureusement'?

1. Gelukkig
2. Jammer genoeg
3. Pech
4. Mooi

On est au deuxième étage du tour eiffel. 

Je suis - ik ben

tu es - jij bent

on est - men is (wij zijn)

vous êtes - jullie zijn. 

Vous ... à Paris au Tour eiffel?

1. êtes
2. et
3. être
4. es

Oui, on est au deuxième étage du tour Eiffel.
'on est' betekent hier:

1. jullie zijn
2. We zijn
3. ik ben
4. jij bent

Prendre des photos avec son I-phone au Tour Eiffel. 

Au deuxième étage du Tour Eiffel, on prend des photos.

1. Op de tweede etage van de Eiffeltoren nemen we foto's.
2. Op de tweede etage van de Eiffeltoren neemt mijn vriend een foto.
3. Op de tweede etage van de Eiffeltoren neemt ik een foto.
4. Op de tweede etage van de Eiffeltoren nemen jullie een foto.