Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Willkommen bei Deutsch!
Slide 1 - Diapositive
Ziele dieser Stunde:
- Ich kann Nominativ, Akkusativ, Dativ erkennen und benutzen.
- Ich kenne den 2. Fall = Genitiv
- Ich weiß, wann er benutzt wird .
- Ich kann die Formen benutzen.
Slide 2 - Diapositive
Keine Panik!
Wir wiederholen zuerst die Fälle.
Slide 3 - Diapositive
De naamvallen, wat is wat?
De eerste naamval is de Nominativ, de derde naamval de Dativ en de vierde naamval de Akkusativ!
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1
3
4
Slide 4 - Question de remorquage
De naamvallen: Sleep de juiste vraag en nummer naar de bijhorende naamval
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1
3
4
aan/voor wie/wat?
2
wie/wat + werkwoorden + onderwerp
wie/wat + werkwoorden
Slide 5 - Question de remorquage
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
der
das
die
dativ (3e)
akkusativ (4e)
die
Naamvallen : der-Gruppe
dem
dem
der
die
den +n
das
die
den
Slide 6 - Question de remorquage
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
ein
ein
keine
dativ (3e)
akkusativ (4e)
eine
Naamvallen : ein-Gruppe
einem
einem
einer
eine
keinen +n
ein
keine
einen
Slide 7 - Question de remorquage
Der Schüler zeigt ..... (de) Lehrer die Hausaufgabe.
A
den
B
dem
C
der
D
die
Slide 8 - Quiz
Wo hast du ..... (het) Fahrrad abgestellt?
A
der
B
den
C
das
D
dem
Slide 9 - Quiz
..... hast du gestern gesehen?
A
Wer
B
Wem
C
Wie
D
Wen
Slide 10 - Quiz
Ich gebe (mijn) ...... Bruder ein Buch.
Slide 11 - Question ouverte
Habt ihr ..... (zijn) Eltern gesehen?
Slide 12 - Question ouverte
Morgen haben wir ...... (een) Mathe Test.
A
einen
B
einer
C
einer
D
eine
Slide 13 - Quiz
Genitiv (tweede naamval)
Slide 14 - Diapositive
Wat weet je al over de naamval Genitiv?
Slide 15 - Question ouverte
De tweede naamval of Genitiv drukt uit dat twee personen of zaken bij elkaar horen. In het Nederlands gebruiken we dan meestal van. Bijvoorbeeld:
de auto van mijn zus - das Auto meiner Schwester
Slide 16 - Diapositive
In het Nederlands?
Het Koninkrijk der Nederlanden
Het Leger des Heils
's avonds (=des avonds)
Anna's fiets
's Gravenhage
plek des onheils
de heer des huizes
de tand des tijds
Slide 17 - Diapositive
Sieh dir jetzt das Video zum Genitiv an!
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Der-groep:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
des +(e)s der des +(e)s der
dieses +(e)s dieser dieses +(e)s dieser
Ein-groep:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
eines +(e)s einer eines + (e)s keiner
meines+(e)s meiner meines + (e)s meiner
Slide 20 - Diapositive
-s of -es?
Mannelijke en onzijdige woorden krijgen in de 2e naamval de uitgang -s, maar soms wordt in plaats daarvan de uitgang -es gebruikt:
-achter woorden die eindigen op een s-klank (of tz, z, ß, ss) : die Quelle des Flusses (der Fluss)
-soms moet je de -s aan het einde verdubbelen: die Tore des Gefängnisses (das Gefängnis)
-achter woorden met 1 lettergreep: der Keller meines Hauses, die Mähnen des Pferdes
Slide 21 - Diapositive
2e naamval of von?
In spreektaal komt von wel regelmatig voor
en
-bij namen van personen: die Eltern von Tim
-bij geografische namen: der Hafen von Hamburg
Slide 22 - Diapositive
1. De mening van mijn zus = Die Meinung _________ Schwester__
A
meiner Schwester
B
meines Schwesters
Slide 23 - Quiz
2. Der Turm dies___ Kirche____ (die)
A
jenes Kirches
B
jener Kirche
C
jener Kirches
D
jenes Kirche
Slide 24 - Quiz
3. Die Mutter dies____ Kind____
A
dieser Kindes
B
dieser Kind
C
dieses Kindes
D
dieses Kind
Slide 25 - Quiz
Vul in: "Dieses Tor war der Höhepunkt d.... WM (v). "
Slide 26 - Question ouverte
Vul in: "Die Erziehung unser... Hund... (m) ist sehr wichtig. "
Slide 27 - Question ouverte
Ergänze die richtige Genitivendung: die Selfies d... Kinder... (mv)
Slide 28 - Question ouverte
Ergänze die richtige Genitivendung: ein Teil d... Internet... (o)
Slide 29 - Question ouverte
Ergänze im Genitiv: Das Buch (van de vader) ist teuer.
Slide 30 - Question ouverte
Ergänze im Genitiv: Das Kind (van de moeder) ist 11.
Slide 31 - Question ouverte
Hast du die Lernziele erreicht? - Ich kann Nominativ, Akkusativ, Dativ erkennen und benutzen. - Ich kenne den 2. Fall = Genitiv - Ich weiß, wann er benutzt wird . - Ich kann die Formen benutzen.