21-02 Grammar much/many few, little, a lot

Much & Many
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Much & Many

Slide 1 - Diapositive

Veel
  • much
  • many

Slide 2 - Diapositive

Which one should you use?

                          Many --> voor telbare woorden



Slide 3 - Diapositive

Een woord is telbaar wanneer:
Je het kunt tellen ( duh)
boys, dogs, pupils, teachers, clouds, cars

Slide 4 - Diapositive

Een woord is telbaar wanneer:
je er a of an voor kunt zetten
a girl
a house
an apple

Slide 5 - Diapositive

Een woord is telbaar wanneer:
het een meervoud heeft
car-cars
boy-boys
bus-buses

Slide 6 - Diapositive

Which one should you use?

                             Much --> voor ontelbare woorden



Slide 7 - Diapositive

Een woord is ontelbaar wanneer:
je het niet kunt tellen ( duh)
sugar, money, rain, sun, salt, love

Slide 8 - Diapositive

Telbaar
Ontelbaar
Euros
A loaf of bread
Money
Bread
People
a cup of coffee
book
sand
Telephone
information
hour
egg
milk
Time
food
dog
air
coffee

Slide 9 - Question de remorquage

much
many
  • het is telbaar
  • je kan er a of an voor zetten
  • je kan het in meervoud zetten
  • het is niet telbaar 

Slide 10 - Diapositive

MANY
euro
milk
dog
water
food
apple
book
luck

Slide 11 - Question de remorquage

MUCH
euro
milk
dog
water
food
apple
book
luck

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is juist?
..... paper
A
much
B
many

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
..... lamps
A
much
B
many

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
..... fruit
A
much
B
many

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
..... homework
A
much
B
many

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
..... oranges
A
much
B
many

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
..... milk
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
..... people
A
much
B
many

Slide 19 - Quiz

A lot of = veel
Dit kan voor ontelbaar + telbaar gebruikt worden.
ALLEEN BIJ POSITIEVE ZINNEN!

Much & many bij NEGATIEVE en VRAAG zinnen

Slide 20 - Diapositive

I have ..... time today.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 21 - Quiz

Are there ..... players?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 22 - Quiz


Do you have ..... friends?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 23 - Quiz

There aren't _______ questions left.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 24 - Quiz

Snap je wanneer je much/many/a lot moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

En nu:
Unit 4 - lesson 4
p. 153 ex. 6, 7, 8

Unit 4 - lesson 3
p. 144 ex. 2, 3, 4 

Leren woorden en zinnen L2 + L3 

Slide 26 - Diapositive