Futur proche

Futur Proche 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Futur Proche 

Slide 1 - Diapositive

In welke tijd staat deze zin:
"Les copains sont à l'école"?
timer
0:20
A
Présent (tegenwoordige tijd)
B
Passé composé (voltooid verleden tijd)
C
Imparfait (verleden tijd)
D
Futur proche (toekomende tijd)

Slide 2 - Quiz

In welke tijd staat de zin
"Il a joué au foot"?
timer
0:20
A
Présent (tegenwoordige tijd)
B
Passé composé (voltooid verleden tijd)
C
Imparfait (verleden tijd)
D
Futur proche (toekomende tijd)

Slide 3 - Quiz

In welke tijd staat de zin
"Nous regardons la télé"?
timer
0:20
A
Présent (tegenwoordige tijd)
B
Passé composé (voltooid verleden tijd)
C
Imparfait (verleden tijd)
D
Futur proche (toekomende tijd)

Slide 4 - Quiz

In welke tijd staat de zin
"Elle parlait français"?
timer
0:20
A
Présent (tegenwoordige tijd)
B
Passé composé (voltooid verleden tijd)
C
Imparfait (verleden tijd)
D
Futur proche (toekomende tijd)

Slide 5 - Quiz

In welke tijd staat de zin
"Je vais faire du foot"?
A
Présent (tegenwoordige tijd)
B
Passé composé (voltooid verleden tijd)
C
Imparfait (verleden tijd)
D
Futur proche (toekomende tijd)

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

Sleep de vormen van "aller" naar het de juiste persoon.
timer
1:00
Je
Tu
Il / Elle / On
Nous
Vous
Ils / Elles
allons
vas
vont
va
allez
vais

Slide 8 - Question de remorquage

Futur proche
Je vais...
Tu vas...
Il/elle/on va...
Nous allons...
Vous allez...
Ils vont...
...jouer.
...écouter.
...manger.
...regarder.
...étudier.
...visiter.

Ik ga spelen.
Jij gaat luisteren.
Hij gaat eten.
Wij gaan kijken.
U gaat studeren.
Zij gaan bezoeken.

Slide 9 - Diapositive

C'est la fin!
Il y a des questions?

Slide 10 - Diapositive