Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Thema 1 Planten en dieren
Basisstof 1 t/m 6
Slide 1 - Diapositive
Iets wat levenskenmerken heeft is..
A
..levend
B
..dood
C
..levenloos
Slide 2 - Quiz
Kleuters leren spelletjes doen via het internet. Welke ontwikkeling is dit?
A
Geestelijk
B
Motorisch
C
Lichamelijk
D
Geestelijk en motorisch
Slide 3 - Quiz
In welk stadium bevindt een koolwitje zich in een cocon?
A
Ei
B
Imago
C
Pop
D
Rups
Slide 4 - Quiz
Welk gas uit de lucht is nodig om voedsel in een blad te maken?
A
Koolstofdioxide
B
Stikstofgas
C
Zuurstof
D
Zwavelgas
Slide 5 - Quiz
In welk deel van de plant kan fotosynthese plaatsvinden?
A
Bruine stengel
B
Groene stengel
C
Gele bloemen
D
Wortels
Slide 6 - Quiz
Bij een plant komt het levensverschijnsel bewegen niet voor.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Stelling 1: Een luipaard is een organisme. Stelling 2: Een rivierkreeft is een organisme. Stelling 3: Een sneeuwvlok is een organisme.
A
Alle stellingen zijn juist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 2 en 3 zijn juist
D
Stelling 1 en 3 zijn juist
Slide 8 - Quiz
Welke organismen in deze afbeelding vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de hommel
B
Alleen de bloem
C
De hommel en de bloem
Slide 9 - Quiz
Wat is de functie van deel 2?
A
Met deel 2 zat de boon vast in de vrucht.
B
Via deel 2 neemt de boon water op bij de kieming
C
Deel 2 beschermt de boon tegen uitdroging.
D
Deel 2 dient als voedsel voor de kiem.
Slide 10 - Quiz
Welk deel van een bruine boon beschermt het zaad tegen insecten?
A
Poortje
B
Kiem
C
Zaadhuid
D
Navel
Slide 11 - Quiz
Emmie zegt: 'Bij vlinders komen larven voor.' Noortje zegt: 'Bij vogels komen larven voor.'
A
Alleen Emmie heeft gelijk
B
Alleen Noortje heeft gelijk
C
Emmie en Noortje hebben allebei gelijk
D
Geen van beiden hebben gelijk
Slide 12 - Quiz
Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?
A
Bladeren
B
Wortels
C
Stengels
D
Vruchten
Slide 13 - Quiz
Iemand die begint met type-les heeft vaak moeite met het aanslaan van de juiste toetsen. Na veel oefenen wordt het steeds makkelijker om de juiste toetsen te vinden. Door welk soort ontwikkeling komt dat?
A
Motorische ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijke ontwikkeling
Slide 14 - Quiz
Bij welk dier komt een stadium voor dat rups wordt genoemd?
Slide 15 - Question ouverte
Noem twee levensverschijnselen die te maken hebben met het reageren op de omgeving.
Slide 16 - Question ouverte
In welke levensfase eet een bruine kikker vooral insecten?
Slide 17 - Question ouverte
Hieronder staat een schema van de fotosynthese: (1) + koolstofdioxide + licht -> (4) + zuurstof. Vul het woord in dat er moet staan op plaats 1
Slide 18 - Question ouverte
Hieronder staat een schema van de fotosynthese: (1) + koolstofdioxide + licht -> (4) + zuurstof. Vul het woord in dat er moet staan op plaats 4
Slide 19 - Question ouverte
Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof
Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide
Slide 20 - Quiz
Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof
Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
mineralen
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide
Slide 21 - Quiz
Fotosynthese is..
A
Water + koolstofdioxide + licht > glucose + zuurstof
B
H20 + CO2 + licht > C6H1206 + 6 O2
C
Glucose + zuurstof > koolstofdioxide + water + warmte