toets vroege middeleeuwen

Toets vroege Middeleeuwen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Toets vroege Middeleeuwen

Slide 1 - Diapositive

Wat was GEEN reden voor het ontstaan van het leenstelsel?
A
De Romeinse wegen werden niet onderhouden en verdwenen, dit maakte reizen erg moeilijk.
B
Karel de Grote veroverde een koninkrijk dat veel te groot was om door één persoon bestuurd te worden.
C
Het gaf de koning een groot voordeel, hij kreeg leenmannen die beloofd hadden hem te helpen in ruil voor de uitgeleende grond.
D
De horige boeren luisterden alleen naar hun plaatselijke heer en wilde niet luisteren naar de koning.

Slide 2 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat het leenstelsel was. Noem hierbij de verplichtingen van de leenheer en de leenmannen.

Slide 3 - Question ouverte

Leg in je eigen woorden uit wat het hofstelsel was. Noem hierbij de verplichtingen van de landheer en van de horigen.

Slide 4 - Question ouverte

Welke zin past NIET bij de vroege middeleeuwen?
A
Dat veel mensen in de steden gingen wonen en er veel specialisatie en handel was.
B
Dat de Islam ontstond en verspreid raakte over het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Spanje en Portugal.
C
Dat bijna heel Europa werd bekeerd tot het christendom.
D
Het verdwijnen van landbouw-stedelijke cultuur die vervangen werd door een zelfvoorzienende landbouwcultuur.

Slide 5 - Quiz

Wat was een reden voor het bouwen van dit soort gebouwen tijdens de middeleeuwen?
A
De middeleeuwen was een tijd waarin veel mensen extreem rijk werden en geld hadden om zulke grote huizen te bouwen.
B
Dit was mode, iedereen die geld genoeg had liet een kasteel bouwen. Iedere leenman moest wel een kasteel hebben anders werd hij belachelijk gemaakt.
C
De middeleeuwen vroege middeleeuwen waren een gevaarlijke tijd, doordat er veel oorlogen en rovers zoals Vikingen waren en kastelen kon je makkelijk verdedigen en moeilijk aanvallen.
D
Dit was de Romeinse bouwstijl en de mensen wilde graag het grote Romeinse Rijk na-apen.

Slide 6 - Quiz

Sleep de stukjes tekst zodat alles in de juiste tijdsvolgorde staat (chronologisch) van oud naar minder oud.
Mensen gingen zich specialiseren in beroepen.
Er ontstonden voedseloverschotten waardoor niet iedereen in de landbouw hoefde te werken.
De kwaliteit van producten ging omhoog, er kwamen meer steden en er ontstond ook handel tussen gebieden.
Er kwamen verbeteringen op het gebied van de landbouw, zoals b.v. het drieslagstelsel.

Slide 7 - Question de remorquage

Wat deden missionarissen?
A
Zij waren een speciaal soort soldaten voor de christelijke kerk. Hun missie was de kerk te verdedigen.
B
Dit waren monniken en andere geestelijke die door de kerk op missie gestuurd waren om heidenen (mensen met een ander geloof) te bekeren
C
Dit was een speciaal soort ridder. Zij waren niet van adel zoals de gewone ridders maar waren huursoldaten. Wanneer een leenman niet genoeg ridders had dan kon hij deze mensen inhuren om mee te vechten.
D
Zij moesten boodschappen tussen de leenmannen en de leenheer heen en weer brengen. Het was dus hun missie om te zorgen voor communicatie in het rijk.

Slide 8 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

Horigen waren vrije mensen en mochten gaan en staan waar ze maar wilde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

Horigen hadden weinig macht maar wel een paar rechten. Hun landheer mocht hun b.v. niet zomaar zonder reden vermoorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

De steden verdwenen in de vroege middeleeuwen vooral omdat de Barbaren die het West-Romeinse Rijk overnamen niet wisten hoe ze steden moesten bouwen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Is de volgende uitspraak juist of onjuist?

Alles wat er op een domein nodig was, werd op het domein zelf gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Welke belangrijke landbouwontwikkeling kan je zien op deze afbeelding?

Leg uit waaraan je dit ziet en waarom dit een verbetering was. (klik op afbeelding om deze te vergroten)

Slide 13 - Question ouverte

Sleep de stukjes tekst zodat alles in de juiste tijdsvolgorde staat (chronologisch) van oud naar minder oud.
De steden werden verlaten.
Er was geen groot Romeins leger meer om voor veiligheid en orde te zorgen.
Er waren veel rovers en Vikingen die vooral steden aanvielen omdat daar veel te halen viel.
Voormalig stadsbewoners boden zich bij landheren aan om als horige op hun grond te komen werken.

Slide 14 - Question de remorquage


Wat is een horige
A
Een koning
B
Een edelman
C
Een monnik
D
Een boer

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar?

'Horigen mogen het domein zomaar zelf verlaten'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Waar of niet waar?

'Vrije boeren krijgen ook bescherming van een heer'
A
Niet waar
B
waar

Slide 17 - Quiz

Akkers van de landheer
Het hof
Pacht
Akkers van de horigen
Bescherming
Herendiensten

Slide 18 - Question de remorquage

Benoem één voordeel van het hofstelsel voor de boeren en één voor de heer

Slide 19 - Question ouverte

Wie is de heer en wie zijn de horigen?
Edelman
Horigen
Horigen

Slide 20 - Question de remorquage

Dit systeem heet het  ....
Feodaal stelsel 
Leenman
Leenheer
Koning
Edelen

Slide 21 - Question de remorquage

Waar of niet waar?

In de middeleeuwen kon iedereen lezen en schrijven.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 22 - Quiz


Wat betekent monnikenwerk?
A
Werk dat weinig tijd kost
B
Werk dat heel weinig versiering heeft
C
Werk dat veel geduld en tijd kost
D
Gewoon werk.

Slide 23 - Quiz


Door welke mensen werd het christendom verspreid?
A
Monniken
B
Nonnen
C
Priesters
D
Missionarissen

Slide 24 - Quiz


Hoe verspreidde Karel de Grote het christendom in Europa?
A
Oorlog voeren, kloosters bouwen en missionarissen sturen
B
Kloosters bouwen, geen oorlog voeren en geloof verplicht maken
C
Missionarissen sturen naar christelijke gebieden en kloosters bouwen
D
Door afspraken te maken met andere koningen om Christen te worden

Slide 25 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de omschrijving?

'Een monotheïstische godsdienst waarbij Mohammed de profeet is'

A
Het Christendom
B
De Islam
C
Het Jodendom
D
Hindoeïsme

Slide 26 - Quiz


Het boek waarin de verhalen van Mohammed in staan heet?
A
Torah
B
Bijbel
C
Koran
D
De tien geboden

Slide 27 - Quiz