Een stad heeft 5000 inwoners. In een jaar komen er 300 mensen bij door geboorte en overlijden er 400 mensen.
1. Hoeveel mensen wonen er na een jaar in de stad? 2. Is er sprake van een geboorteoverschot of een sterfteoverschot?
Slide 16 - Question ouverte
Paragraaf 3: Stad of platteland?
Wat moet je weten?
Kenmerken landelijk gebied
Verschil tussen agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied
B171: stad en dorp
B213: voorzieningen
B214: Verzorgingsgebied
Slide 17 - Diapositive
Wat is het platteland?
A
een gebied met weinig huizen en veel bomen
B
een gebied met weinig huizen en veel open ruimte
C
een gebied met veel huizen en weinig bomen
D
een gebied met veel huizen en veel open ruimte
Slide 18 - Quiz
In een landelijk gebied zijn er weinig voorzieningen. 1. Zijn hier vooral gespecialiseerde voorzieningen of dagelijkse voorzieningen? 2. Noem van ieder type voorziening een voorbeeld
Slide 19 - Question ouverte
Als iemand van een stad naar een voorstad verhuist, noemen we dit .....
A
emigreren
B
agglomeratie
C
suburbanisatie
D
verlandelijken
Slide 20 - Quiz
Een agglomeratie is een stad met eraan vastgegroeide dorpen en voorsteden.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 21 - Quiz
Noem een voorbeeld van een stedelijk gebied
Slide 22 - Question ouverte
Een verzorgingscentrum is een gebied dat voor stedelijke voorzieningen is aangewezen op een bepaalde stad
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 23 - Quiz
Ben je klaar voor de toets? :)
😒🙁😐🙂😃
Slide 24 - Sondage
Keuzeopdrachten
- Leren + samenvatting maken
- Herhalen opdrachten
- Elkaar overhoren
- Vragen stellen aan de docent (max. 3 mensen aan het bureau)
- Iets anders om te leren (toestemming aan docent vragen!)
Slide 25 - Diapositive
Welk begrip ben ik?
- Iemand is een begrip van paragraaf 1 t/m 3
- De rest van de klas gaat ja/nee vragen stellen en probeert erachter te komen welk begrip het is.