Rekenen bl4 wk 3 oefenen doelen minimum- en projecttoets

Oefenen doelen van minimum- en projecttoets blok 4 week 3

Vandaag ga je oefenen met de doelen van de minimum- en projecttoets. 

In de volgende slides worden deze doelen uitgelegd. Lees het goed door!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenen doelen van minimum- en projecttoets blok 4 week 3

Vandaag ga je oefenen met de doelen van de minimum- en projecttoets. 

In de volgende slides worden deze doelen uitgelegd. Lees het goed door!

Slide 1 - Diapositive

Doelen minimumtoets
- cijferend rekenen met kommagetallen (doel 466)
- de waarde van cijfers bepalen (tot 1 miljoen) (doel 352)
 - procentenstroken aflezen (doel 432)

Slide 2 - Diapositive

    Cijferend rekenen met kommagetallen

Je mag de berekening van de sommen op een kladblaadje maken of in snappet. De antwoorden vul je natuurlijk in in snappet.

Als je een kladblaadje gebruikt, let op de volgende stappen:
Doel 466

Slide 3 - Diapositive

Volg de stappen:
1. Zet de getallen goed onder elkaar op je kladblaadje.
2. Zorg ervoor dat de komma's recht onder elkaar staan.
3. Reken van rechts naar links...
4. ...en van boven naar beneden

Slide 4 - Diapositive

Een voorbeeld: 245,67 + 354,02 = ??
1. Zet de getallen goed onder elkaar op je kladblaadje.

245,67
   354,02 +


Slide 5 - Diapositive

Een voorbeeld
2. Zorg ervoor dat de komma's recht onder elkaar staan.
2 4 5, 6 7
   3 4 3, 0 2 +


Slide 6 - Diapositive

Een voorbeeld
3. Reken van rechts naar links...
2 4 5, 6 7
   3 4 3, 0 2 +


Slide 7 - Diapositive

Een voorbeeld
4. ...en van boven naar beneden (dit is belangrijk bij aftrekken)
2 4 5, 6 7
   3 4 3, 0 2 +


Slide 8 - Diapositive

Let op!
Moet je aftrekken of optellen? Let goed op wat er gevraagd wordt!

Slide 9 - Diapositive

           De waarde van cijfers bepalen (tot 1 miljoen)
Cijfers hebben een bepaalde waarde. Dat kan zijn:
- miljoentallen (M)
- honderdduizendtallen (HD)
- tienduizendtallen (TD)
- duizendtallen (D)
- honderdtallen (H)
- tientallen (T)
- eenheden (E)
Doel 352

Slide 10 - Diapositive

Het helpt om getallen in een positieschema te zetten: 

Slide 11 - Diapositive

Procenten strook
Met behulp van een strook kun je een percentage laten zien. 

De gehele strook is 100%. Kijk in de opgaven naar welk gedeelte is ingekleurd.  
Doel 432

Slide 12 - Diapositive

Doelen projecttoets
- Rekenen met snelheden (doel 493)
- Afmetingen berekenen o.b.v formele schaalaanduiding 
(doel 309)

Slide 13 - Diapositive

       Rekenen met snelheden
Een voorbeeld van een som:
Sanne fietst  2 km  naar school. Daar doet ze 5 minuten over.
Wat is haar snelheid in km/u? 

Bij dit soort sommen gebruik je een verhoudingstabel. Vul de tabel in met de informatie die in de som staat: bovenaan staat de afstand in km, onderaan de tijd in minuten.

Doel 493

Slide 14 - Diapositive

Rekenen met snelheden
Dus: vul in bij 'afstand in km' : 2. Daar hoort '5 min' bij. 



Wat is haar snelheid in km/u?  Oftewel: hoeveel km hoort er bij 60 min (want 1 uur is 60 min)?
afstand in km
2
tijd in minuten
5
afstand in km
2
?
tijd in minuten
5
60

Slide 15 - Diapositive

Het is makkelijker om eerst een tussenstapje te doen. Reken eerst uit wat er hoort bij 10 minuten. Om van 5 naar 10 minuten te komen vermenigvuldig je met 2 (5 x 2 = 10).

Wat je onderin de tabel doet, moet je boven ook doen; alleen dan klopt de verhoudingstabel nog!

Dus: 2 x 2 =4 km. Ze fietst dus 4 km per 10 minuten.

afstand in km
2
4
tijd in minuten
5
10
x2
x2

Slide 16 - Diapositive

Nu gaan we van 10 minuten naar 60 minuten (= 1 uur). We vermenigvuldigen 10 met 6 (want 10 x 6 = 60 minuten).

Dat moeten we dan boven in de tabel ook doen: 4 x 6 = 24 km.

Dus: Sanne fietst 24 km/u.
afstand in km
2
4
24
tijd in minuten
5
10
60
x2
x2
x6
x6

Slide 17 - Diapositive

            Rekenen met een informele schaal
De schaallijn laat zien dat 1 cm op de 
foto in werkelijkheid 100 cm is. 
De slang is in het echt 100 keer groter 
dan hiernaast is getekend.

Hoe lang is een slang van 2 cm in het 
echt? 
Doel 309

Slide 18 - Diapositive


 Zet de gegevens die je al weet in een verhoudingstabel: 
    
                                                


Bovenin wordt x2 gedaan; dan doe je dat onderin ook!
                                                


op de tekening
1 cm
2 cm
in het 'echt'
100 cm
?
x2
x2
op de tekening
1 cm
2 cm
in het 'echt'
100 cm
200 cm

Slide 19 - Diapositive

Een voorbeeld
Wat betekent schaal 1:300?
Alles is in het echt 300 keer groter dan je op de kaart meet.

Slide 20 - Diapositive

Hoe hoog is de tempel in het echt?





3 x 300 cm = 900 cm
900 cm = 9 m
op de tekening
1 cm
3 cm
in het echt
300 cm
900 cm
x3
x3

Slide 21 - Diapositive

Wat ga je doen?
Vandaag werk je minimaal 45 minuten in je werkpakket aan de rekendoelen van de minimum- en projecttoets: 
  • Kies je 3 doelen uit: doelen 466, 352, 432, 493, 309. Maak per doel 10 sommen.
  • Kies de doelen uit die je lastig vindt.
  • Tijd over? Kies een vierde of zelfs vijfde doel. Gebruik de volle 45 minuten. 

Slide 22 - Diapositive

timer
45:00
Je kan beginnen met rekenen. Zet de timer en je geluid aan. 

Slide 23 - Diapositive