klimaat

Klimaatopwarming
okan HTISA - meneer Jef - 21-22
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
OkanSecundair onderwijs

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Klimaatopwarming
okan HTISA - meneer Jef - 21-22

Slide 1 - Diapositive


A
B

Slide 2 - Quiz

Klimaatopwarming


De                     heeft een probleem:                             opwarming. Het weer wordt   steeds extremer. Soms is het veel te warm, dan is het weer te nat of net veel te droog. En dit komt door de                                  van de aarde.


wereld
De aarde, onze planeet. 
klimaat
Het gemiddelde weer, gemeten over een lange tijd.
opwarming
warmer worden

Slide 3 - Diapositive

Klimaatopwarming


Maar wat is klimaatopwarming eigenlijk?
En waarom wordt het warmer?
Wat zijn de                             ?
En zijn er                             ?



gevolgen
Het gevolg = het resultaat, de consequentie
oplossingen
de oplossing = het einde van een probleem.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

De gemiddelde temperatuur 
in 1920 was
De gemiddelde temperatuur 
in 2020 was
De aarde wordt steeds 
Vroeger was het                                   dan nu.
Kijk naar de grafiek en sleep de antwoorden naar de juiste plaats.
evolutie = verandering na een tijd.
gemiddelde = tussen minimum en maximum.
Mijn kinderen zijn 6 en 8 jaar. Hun gemiddelde leeftijd is 7 jaar.
De grafiek = een tekening met informatie.
_____________ °C.
_____________ °C.
_______________________. 
_______________
14,7
13,7
warmer
kouder

Slide 6 - Question de remorquage

November is
Maart is  
December, januari en februari 
zijn de                                   maanden.
Kijk naar de grafiek en sleep de antwoorden naar de juiste plaats.
De grafiek = een tekening met informatie.
De gemiddelde temperatuur per maand.
_____________ °C.
_______________________. 
_______________
koud
kouder
koudste

Slide 7 - Question de remorquage


Een kat is ________ dan een olifant.
A
klein
B
kleiner
C
kleinste

Slide 8 - Quiz


Mijn nieuwe telefoon is __________ dan mijn oude.
A
mooi
B
mooier
C
mooiste

Slide 9 - Quiz


Jouw nieuwe jas
is heel _________.
A
mooi
B
mooier
C
mooiste

Slide 10 - Quiz


Ik vind de natuur _________ dan de stad.
A
mooi
B
mooier
C
mooiste

Slide 11 - Quiz


Mijn zus is __________ dan mijn broer.
A
slim
B
slimmer
C
slimste

Slide 12 - Quiz

(slim)
Wie is de ________ van de klas?
timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

(oud)
Mijn opa is heel ______ .
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte

(oud)
De _________ persoon van de wereld is 119 jaar.
timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

(jong)
Mijn mama is 2 jaar ________ dan mijn papa.
timer
0:30

Slide 16 - Question ouverte

(jong) - Youssoufa Moukoko is de ________ voetballer in de Champions League.
timer
0:30

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

timer
1:00
WIE?

Slide 19 - Carte mentale

timer
1:00
WAT?

Slide 20 - Carte mentale

timer
1:00
WAAR?

Slide 21 - Carte mentale

timer
1:00
WANNEER?

Slide 22 - Carte mentale

timer
1:00
WAAROM?

Slide 23 - Carte mentale

timer
1:00
WAT?

Slide 24 - Carte mentale

timer
1:00
WAAR?

Slide 25 - Carte mentale

timer
1:00
WANNEER?

Slide 26 - Carte mentale

timer
1:00
WAAROM?

Slide 27 - Carte mentale

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Vidéo

Bram is een leraar.
A
B

Slide 30 - Quiz

Dit is fout
Bram is geen leraar.
Bram is een weerman.

Slide 31 - Diapositive

Op 100 jaar is de aarde 1 °C
kouder geworden.
A
B

Slide 32 - Quiz

Dit is fout
Op 100 jaar is de aarde 1 °C
warmer geworden.

Slide 33 - Diapositive

Droogte zorgt voor te weinig eten.
A
B

Slide 34 - Quiz

Als het warmer wordt, stijgt de zee.
A
B

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Verbind het begin met het juiste einde van de zin.
Dieren sterven ...
De zee stijgt ...
Mensen vluchten ...
Het weer wordt extremer ...
Planten sterven ...
... omdat het ijs smelt.
... omdat het land overstroomt.
... omdat het te droog is.
... omdat er te weinig eten is.
... omdat de aarde opwarmt.

Slide 39 - Question de remorquage

Slide 40 - Diapositive

1. Extreem weer.
Er zullen meer hittegolven komen en dus meer droogte. Door de droogte zullen de planten sterven. Er zal dan te weinig eten zijn voor mensen en dieren. Er zullen ook meer orkanen, overstromingen en zware stormen komen.

2. Uitstervende diersoorten
Het klimaat verandert. Sommige dieren kunnen in dit nieuwe klimaat niet leven en ze zullen sterven.

3. Stijgende zee
Het ijs op de Noordpool en de Zuidpool smelt. Het ijs zal dan water worden en de zee zal stijgen. Het land zal overstromen en veel mensen zullen vluchten voor het water.


Sleep een X naar elke vorm van het werkwoord "zullen".
X
X
X
X
X
X
X
X
X

Slide 41 - Question de remorquage

1
2

Slide 42 - Diapositive

Dit artikel gaat over België.
A
B

Slide 43 - Quiz

Door de overstromingen stierven er in België 180 mensen.
A
B

Slide 44 - Quiz

Dit is fout
In Duitsland stierven 180 mensen.
In België stierven 41 mensen.

Slide 45 - Diapositive

Door de opwarming van het klimaat zijn er meer overstromingen.
A
B

Slide 46 - Quiz

In België is meer schade dan in Duitsland.
A
B

Slide 47 - Quiz

Dit is fout
In België is minder schade dan in Duitsland.

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Diapositive

Van waar komt 14% van de broeikasgassen?
A
energie
B
industrie
C
transport
D
landbouw en veeteelt

Slide 50 - Quiz


A

Slide 51 - Quiz