Ned_3 V Ws

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Terugblik
Namen
Stillezen
Zelfstandig aan de slag 
Evalueren les
Vooruitblik
Kahoot! Woorden met de letter B



Slide 2 - Diapositive


Graag mobiel mee (met oortjes in)

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, (leesboek), schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Individueel aan de slag 

Werkt iemand online thuis?




Slide 3 - Diapositive

Terugblik 
Wat hebben we gedaan?
Woordenschat, spelling werkwoorden

Hoe ging de les?
Prima inzet weer.

Slide 4 - Diapositive

Graag je naam schrijven, het blaadje vouwen en neerleggen op tafel.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Huiswerk begrepen (antwoorden komen nog online..)
Woordenschat H1
Je kunt de stijlfiguren repetitio (herhaling) en enumeratio (opsomming), opsomming in drieeën, drieslag (vaste combinatie, ik kwam, zag en overwon), climax (steeds sterker wordende reeks), omgekeerde climax (steeds zwakker wordende reeks) herkennen, begrijpen en toepassen.
Woordenschat H1
Startopdracht blz 26, theorie blz 26
Opdrachten 1 t/m 6 , blz 26-29

Woordenschat woorden C en D
Spelling werkwoorden etc herhalen.













Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 7 - Diapositive

Periode 1 toetsen
Week 4 Spelling H1 en H2 en woordenschat H1 en H2 (2x)

Week 6 Boekverslag (voldoende) (kies een boek!)

Week ? Schrijven, schrijfdossier blz 209, opdr 7 (verhaal over een actueel onderwerp)

Week ? Woordenschat woordjes a t/m g (ovg)

Week 8 Lezen H1 en H2 (2x)













Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 8 - Diapositive

Lesinhoud deze week
Woordenschat (onderdeel toets)
Hoofdstuk 2
Opdr 1 t/m 7, 
Vanaf blz 58

Woordenschat letter C en D bespreken (onderdeel toets)

Voorbereiden woordjes A t/m D en toets woordenschat en spelling (en afmaken huiswerk....)












Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 9 - Diapositive

Lesdoel
Je kunt hyperbool, unsterstatement, litotes en eufemisme herkennen, begrijpen en gebruiken


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Slide 12 - Vidéo

Theorie bladzijde 58
Hyperbool - overdrijven 

Understatement - spottende manier, verzwakt
'Ik doe dat wel even', zegt een meneer die uit een brandend huis kinderen redt.

Eufemisme - minder pijnlijk
'Hij is naar zijn laatste rustplaats gebracht.'

Litotes - ontkenning 
'Dat vind ik geen verkeerd plan.'


Slide 13 - Diapositive

Vanwege grensoverschrijdend gedrag werden de hooligans beboet.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 14 - Quiz

Antwoord
grensoverschrijdend gedrag: 
eufemisme – geweldpleging; rellen schoppen

Situatie minder hard over laten komen.

Slide 15 - Diapositive

Boer Johan heeft in de oogsttijd een agrarische werknemer in dienst.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 16 - Quiz

Antwoord
  1. agrarisch medewerker: eufemisme – boerenknecht; hulp (bij het werk op de boerderij en op het land.

Andere woorden gebruiken om te voorkomen dat je iemand kwetst.

Slide 17 - Diapositive

'Een beetje saaie film', vond Hans, die de hele voorstelling had geslapen.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 18 - Quiz

Antwoord
  1. een beetje saai(e film): understatement – heel saai(e film)
Je zwakt iets af en maakt iets minder mooi, groot dan in werkelijkheid is.
Spottende manier.

Slide 19 - Diapositive

Ze woont in een oud, goedkoop huurhuis, maar ze is niet onbemiddeld (arm).
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 20 - Quiz

Antwoord
  1. niet onbemiddeld: litotes – rijk
Je ontkent het tegenovergestelde. 
Let op het woordje: NIET.


Slide 21 - Diapositive

Aan het eind van de wedstrijd waren we helemaal kapot.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 22 - Quiz

Antwoord
  1. helemaal kapot: hyperbool – heel moe; uitgeput
Als je overdrijft.

Slide 23 - Diapositive

Zij is eerste geworden met schaatsen, dat is toch niet slecht.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 24 - Quiz

Antwoord
  1. niet slecht - litotes-  hele goede presetatie
Je ontkent het tegenovergestelde.
Let op het woordje: niet.


Slide 25 - Diapositive

Woordjes C (schrijf mee!)
Competent 
Conform
Consistent
Continu
Cruciaal



Slide 26 - Diapositive

Woordjes C
Competent : a) bekwaam b) bevoegd
Voorbeeldzin betekenis a):
Ik heb de allerbeste muziekdocent; ik heb nog nooit iemand gezien die zo competent is.
Voorbeeldzin betekenis b):
De trainer van de profs rommelde maar wat aan; volgens mij is hij niet competent om een training op hoog niveau te geven.

Conform: overeenkomstig, overeenstemmend met
Voorbeeldzin: Wij gedragen ons conform de regels van deze school.

Consistent: vast, samenhangend
Voorbeeldzin: In een consistent betoog zijn de argumenten in een logische volgorde opgenomen.




Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 27 - Diapositive

Woordjes C
Continu: voortdurend, onafgebroken
Voorbeeldzin: In bepaalde lessen zijn sommige leerlingen continu met elkaar aan het kletsen.

Cruciaal: beslissend, doorslaggevend
Voorbeeldzin: Toen ik verliefd werd op die bovenbouwleerling, was dat een cruciaal moment in mijn leven.

In de contramine zijn: in verzet, dwars zijn, tegenwerkend
Voorbeeldzin: Op school gedraagt die jongen zich aardig, maar thuis is hij voortdurend in de contramine.

Slide 28 - Diapositive

Woordenschat
Hoofdstuk 2
Opdr 1 t/m 7,
Vanaf blz 58

Klaar?
Woordjes B (en C) leren
Theorie leren woordenschat H1 en H2 (toets)

Slide 29 - Diapositive

Hoe ging de invulopdracht?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 30 - Diapositive

Wat gaan we de komende week doen?
Woordenschat afmaken


Wat moet de aankomende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek (lezen voor de lijst) en je mobiele telefoon 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Diapositive