Repetitie zinsdelen. Kijk goed in Magister voor het leerwerk!
Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Ik kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden goed spellen
- Ik kan de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddg klas 2B
Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling zinsdelen
- Start werkwoordspelling
Huiswerk
Dinsdag 17 januari
Repetitie zinsdelen. Kijk goed in Magister voor het leerwerk!
Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Ik kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden goed spellen
- Ik kan de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen
Slide 1 - Diapositive
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Ik heb mijn goede voornemens vanmorgen met mijn vrienden besproken.
pv=
wg=
ow (wie/wat?)=
lv (wie/wat?)=
mv (aan wie/voor wie?)=
bwb=
bwb=
Slide 3 - Diapositive
Ik heb mijn goede voornemens vanmorgen met mijn vrienden besproken.
pv= heb
wg= heb besproken
ow= ik
lv= mijn goede voornemens
mv= X
bwb= vanmorgen
bwb = met mijn vrienden
Slide 4 - Diapositive
Dankbaar overhandigde hij de taart aan mijn buurvrouw
pv=
wg=
ow=
lv=
mv=
bwb=
Slide 5 - Diapositive
Dankbaar overhandigde hij de taart aan mijn buurvrouw
pv= overhandigde
wg= overhandigde
ow= hij
lv= de taart
mv= aan mijn buurvrouw
bwb= dankbaar
Slide 6 - Diapositive
Nederlands - klas 2B
Herhaling werkwoordspelling
Slide 7 - Diapositive
Werkwoordspelling
Leerdoelen van deze les:
Ik kan de tegenwoordige tijd van een werkwoord correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van een werkwoord correct spellen.
Slide 8 - Diapositive
Aan de slag!
Meld je aan bij LessonUp Nederlands: kgths.
Kies in het mapje 'Werkwoordspelling' de eerste les.
Je gaat zelfstandig aan de slag met de slides uit deze LessonUp. Je begint met een starttoets, zodat je voor jezelf weet waar je verbeterpunten liggen, maar ook waar je sterke punten liggen. Vervolgens neem je deze LessonUp zelf door en maak je de oefenopdrachten.
Let goed op dat je begint met vraag 1: 'Wie maakt deze oefentoets'. Anders moet je even op 'Ga terug' klikken.
Slide 11 - Diapositive
Zojuist heb je de starttoets gemaakt. Beantwoord de vragen:
1. Noteer het aantal punten dat je hebt gehaald.
2. Met welk onderdeel kun je nog oefenen?
3. Welk onderdeel gaat al goed?
Slide 12 - Question ouverte
Wat nu?
In de volgende slides wordt het eerste deel van theorie over werkwoordspelling uitgelegd.
Twee opties:
Meer dan 27 punten - Je neemt de slides door, maar je mag de oefenopdrachten overslaan. Je maakt wel de 'eindopdracht'.
Minder dan 27 punten- Je neemt de slides door én je maakt alle oefenopdrachten. Je mag de 'eindopdracht' overslaan.
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag!
We beginnen bij het begin, namelijk het vinden van de persoonsvorm (pv).
Om te weten of je een werkwoord met '-d' of '-t' schrijft, is het belangrijk om eerst de persoonsvorm te vinden. Zo weet je of het werkwoord dat je moet schrijven een persoonsvorm, een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord is.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
01:15
Tekst
Noteer de antwoorden van de oefening uit het filmpje.
Slide 16 - Question ouverte
Aan de slag!
De persoonsvorm (pv) kun je dus op drie manieren vinden:
een vraagzin maken, de persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan;
de tijdproef (tt-vt), de persoonsvorm verandert;
de getalsproef (ev-mv), de persoonsvorm én het onderwerp verandert.
Slide 17 - Diapositive
Aan de slag!
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) schrijven. Bij de spelling van zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd ga je uit van de ik-vorm.
Hoe vind je de ik-vorm?
Je haalt van het hele werkwoord (het infinitief) de laatste twee letters (-en) weg.
VB: helpen - help
Soms moet je een extra letter weglaten of toevoegen of verandert er een letter.
VB: redden --> red
vrezen --> vrees
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag!
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):
ik of jij erachter
ik-vorm
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden
Slide 19 - Diapositive
Oefenen!
Je maakt de volgende opdracht op papier of WORD. Bij de volgende slide kun je een foto van je werk inleveren.
Bepaal of het in te vullen werkwoord wel of niet een persoonsvorm is. Als het een persoonsvorm is, noteer deze dan in de tegenwoordige tijd.
Met een handdruk ... (overhandigen) de directeur alle leerlingen hun diploma.
Wie heeft zich ... (verbazen) over jouw eerste plaats bij het hordelopen.
De politie van deze stad ... (behandelen) elke misdaad even serieus.
Sinds wanneer ... (vertalen) onze docent Engels romans in het Nederlands?
Mijn opa's woning was ... (vervuilen) na het overlijden van zijn werkster.
Slide 20 - Diapositive
Lever hier een foto van de vorige opdracht in.
Slide 21 - Question ouverte
Aan de slag!
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) :
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.
sterke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd van klank
VB: lopen - liep
zwakke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd niet van klank. Zie schema op volgende slide.
VB: maak - maakte, ruil - ruilde
Slide 22 - Diapositive
Aan de slag!
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvtt) van zwakke werkwoorden:
Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, etc.)
ik-vorm + de of te
ik stuurde, jij hoestte
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij stuurden, zij hoestten
Slide 23 - Diapositive
Aan de slag!
Persoonsvorm verleden tijd:
Om te weten of je -t(en) of -d(en) schrijft, gebruik je 't Kofschip zit.
Hele werkwoord min 'en'. Zit de letter voor 'en':
wél in 't Kofschip - je schrijft een 't'
VB: printen - ik printte, dansen - jij danste
niet in 't Kofschip - je schrijft een 'd'
VB: landen - wij landden, horen - jij hoorde
Slide 24 - Diapositive
Oefenen!
Je maakt de volgende opdracht op papier of WORD. Bij de volgende slide kun je een foto van je werk inleveren.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Vanmorgen ... (melden) de krant dat leerlingen minder vakantieweken krijgen.
De fabriek ... (lozen) haar vieze afvalwater rechtstreeks in de rivier.
Na de marathon ... (vertonen) veel lopers tekenen van vermoeidheid.
Max ... (vertellen) me dat hij al een kwartier op een taxi ... (wachten).
De veulentjes ... (huppelen) door de wei en hun moeders ... (draven).
Slide 25 - Diapositive
Lever hier een foto van de vorige opdracht in.
Slide 26 - Question ouverte
Nakijken
Kijk de vorige opdrachten zelf na.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):
overhandigt
verbaasd
behandelt
vertaalt
vervuild
Persoonsvorm verleden tijd (pvvt):
meldde
loosde
vertoonden
vertelde, wachtte
huppelden, draafden
Slide 27 - Diapositive
Bij de vorige vragen had ik meer dan 10 antwoorden goed.
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
Max ... (vermoeden) al wel dat Moritz niet in het donker ... (durven) te rijden.
A
vermoede, durfde
B
vermoede, durfte
C
vermoedde, durfde
D
vermoedde, durfte
Slide 29 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
Gözde ... (vinden) snorkelen nog steeds geweldig, want ze ... (houden ) van gekleurde vissen.
A
vind, houd
B
vindt, houd
C
vind, houdt
D
vindt, houdt
Slide 30 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
De leraar ... (worden) gevreesd om zijn strengheid, dat niemand zelfs maar ... (fluisteren).
A
wordt, fluisterdt
B
wordt, fluistert
C
word, fluistert
D
word, fluisterd
Slide 31 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
Als je mijn les weer ... (verstoren), ... (worden) je onmiddellijk verwijderd.
A
verstoord, wordt,
B
verstoort, word
C
verstoort, wordt
D
verstoord, word
Slide 32 - Quiz
LET OP!
Als je op de starttoets méér dan 27 punten had gehaald, hoefde je de vorige oefenopdrachten niet te maken. De opdracht op de volgende slide moet je wél maken.
Als je op de starttoets minder dan 27 punten had gehaald, moest je de voorgaande oefenopdrachten wel maken. De opdracht op de volgende slide hoef je niet te maken.
Slide 33 - Diapositive
Eindopdracht
Je maakt de volgende opdracht op papier of WORD. Bij de volgende slide kun je een foto van je werk inleveren.
Noteer het werkwoord in de juiste spelling. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd. Tip: bepaal eerst om welke werkwoordsvorm het gaat.
Doordat het kabinet jarenlang heeft ... (bezuinigen) op de ouderenzorg, worden veel bejaarden nu ... (confronteren) met te weinig aandacht.
Ooit was de haven in Woudrichem ... (dichtslibben), maar in 1995 werd hij opnieuw ... (uitdiepen).
Sander had zich nog nooit ... (bekommeren) om gezond eten, tot er bij hem diabetes werd ... (constateren).
Afgelopen zaterdag heeft de familie Verdoorn weer ... (barbecueën), waarbij, zoals altijd, niet werd ... (beknibbelen) op de hoeveelheid vlees.
Bedenk goed of je de erfenis ... (aanvaarden) of ... (afwijzen).
Toen Ilse waterpokken had, ... (krabben) ze zich zo vaak dat ze er littekens op haar aarm aan ... (overhouden).
Dat Maud zich zo laat ... (aanmelden) voor de vrijwillige schoonmaakactie, ... (getuigen) niet van enthousiasme.
... (Afwenden) je hoofd niet ... als je wilt dat er naar je ... (worden) .. (luisteren)!
Slide 34 - Diapositive
Lever hier een foto van de vorige opdracht in.
Slide 35 - Question ouverte
Nakijken
Kijk de vorige opdracht zelf na.
bezuinigd, geconfronteerd
dichtgeslibd, uitgediept
bekommerd, geconstateerd
gebarbecued, beknibbeld
aanvaardt, afwijst
krabde, overhield
aanmeldde, getuigde
Wend af, wordt, geluisterd
Slide 36 - Diapositive
Bij de vorige vragen had ik meer dan 12 antwoorden goed.
A
Ja
B
Nee
Slide 37 - Quiz
Vandaag hebben we het bovenste deel van het schema behandeld!
Slide 38 - Diapositive
Werkwoordspelling
Leerdoelen van deze les:
Ik kan de tegenwoordige tijd van een werkwoord correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van een werkwoord correct spellen.