GPL - 3HV - 6 februari

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

GPL Natuurkunde

 Pak je spullen:

Filmpje

Kijkopdracht

- Wat staat symbool voor elektronen?

- Wat doen de elektronen?
- Wat gebeurt er in het filmpje als er iets "misgaat".

Filmpje

Kijkopdracht

1) Wat staat symbool voor elektronen?

2) Wat doen de elektronen?
3) Wat gebeurt er in het filmpje als er iets "misgaat".

1) De groene mannetjes symboliseren elektronen.

2) De elektronen halen een gele bal op bij de batterij, en brengen dat via de draad naar de lamp.

3) Alle elektronen stoppen met bewegen.

Stroomsterkte

Hoe meer elektronen door de draad per seconde, hoe hoger de stroomsterkte.

Symbool: I 
Eenheid: ampère (A)
 

Spanning

Hoe meer energie een elektron mee krijgt, hoe hoger de spanning. 

Symbool: U
Eenheid: volt (V)

Stroomsterkte

Hoe hoger de stroomsterkte, hoe meer elektronen er per seconde door iets heen gaan.

Je zegt:

Door dit lampje loopt een stroom van 3 ampère.

Je schrijft:

I = 3 A 

Spanning

Hoe hoger de spanning, hoe meer energie de elektronen mee krijgen.

Je zegt:

Over deze stroomkring staat een spanning van 7 volt.

Je schrijft:

U = 7 V

Welke richting?

Elektronen bewegen van de minpool naar de pluspool.

De stroom gaat van de pluspool naar de minpool

Geleidbaarheid

Geleidbaarheid geeft aan hoe makkelijk elektronen door iets kunnen bewegen.

Je zegt:

Dit apparaat heeft een geleidbaarheid van 20 siemens.

Je schrijft:

G = 20 S

Weerstand

Weerstand geeft aan hoe moeilijk elektronen door iets kunnen bewegen.

Je zegt:

Dit apparaat heeft een weerstand van 6 ohm.

Je schrijft:

R = 6  

Ω

Waar is geleidbaarheid van afhankelijk?

1: soort materiaal

2: dikte van de draad

3: lengte van de draad

Als je een draad zo goed mogelijk wilt laten geleiden, dan  moet de draad zo                  mogelijk en zo                 mogelijk zijn.

dik

dun

lang

kort

Geleidbaarheid

Weerstand

Spanning

Stroomsterkte

Siemens

Volt

Ampere

Ohm

Voorbeeld vraag 1

Een lampje met een weerstand van 36

wordt aangesloten op een batterij die 8V spanning levert.

a) Bereken de stroomsterkte door het lampje.

b) Bereken de geleidbaarheid van het lampje op twee manieren.

Ω

Voorbeeld vraag 2

Een elektrische kachel wordt op het stopcontact aan-gesloten. Er gaat dan een stroom van 0,8 A lopen.

a) Bereken de weerstand van de kachel.

b) Bereken de geleidbaarheid van de kachel op twee manieren.

Voorbeeld vraag 3

Bekijk onderstaand 

(I,U)-diagram.

a) Bereken weerstand R1.

b) Bereken weerstand R2.