Gramm: taalkundig Blok 2 (1/3)

• NL
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Wat gaan we doen?

- Terugblik (5')

- Huiswerk nabespreken (10')

   * opdr. 14 (vr. 1 en 2)

   * opdr. 16 (vr. 1 en 5)

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (5')

- Zelf aan de slag (20')

- Evaluatie (3')

Terugblik (5')

Vorige week:

• Het zelfstandig naamwoord (herhaling)
• Het bijvoegelijk naamwoord (herhaling)
• Het persoonlijk voornaamwoord (herhaling)
• Het bezittelijk voornaamwoord
  
• Het wederkerend voornaamwoord
  
• Het wederkerig voornaamwoord

Huiswerk nabespreken

Opdr. 14 (vr. 1 en 2)

Opdr. 16 (vr. 1 en 6)

Lesdoelen

Aan het eind van deze les...

• ... kun je het vragend voornaamwoord vinden in zinnen.
• ... kun je het aanwijzend voornaamwoord vinden in zinnen.

Vragend voornaamwoord

Wat is een vragend voornaamwoord?

Een vragend voornaamwoord (vr. vnw) staat meestal aan het begin van een (vraag)zin.

Er zijn 4 vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welke, wat voor (een) 

Vragend voornaamwoord

Let op!

Woorden als waar, wanneer en hoe zijn géén vragende voornaamwoorden

Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
'Wie' =

1. wederkerig voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord JULLIE?

1. wederkerig voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

Wat is géén vragend voornaamwoord?

1. Wie
2. Hoe
3. Wat
4. Welk

Wat gebeurt hier?

Wat =

1. vragend voornaamwoord
2. voorzetsel
3. persoonlijk voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

Een aanwijzend voornaamwoord wijst personen en dingen aan.

Er zijn 4 aanwijzend voornaamwoorden: deze
, die,  dat, dit  

Voorbeeld

• Deze pennen koop ik bij de Hema.
  
• Die leraar komt iedere dag op de fiets naar school.
• Dat meisje staat iedere dag vroeg op.
• Dit spelletje vind ik erg leuk om te spelen.

Zelfstandig naamwoord en lidwoord

Het aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het lidwoord staan voor een zelfstandig naamwoord.

Lidwoord: de, het of een
Zelfstandig naamwoord:  woorden voor mensen, dieren, planten, voorwerpen of begrippen.

Zelfstandig naamwoord en lidwoord

De jongen --> Die jongen

Het meisje --> Dat meisje

De hond --> Deze hond

Het huisje --> Dit huisje

Wat valt je op met betrekking tot de relatie lidwoord - aanw. vnw.?

De boeken die ik voor Nederlands moest lezen.
'Die' is een ...?

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Vragend voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Lidwoord

Wil jij ons met dat werkstuk helpen?

dat=

1. aanwijzend voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. lidword
4. bijvoeglijk naamwoord

Wie heeft die woordsoorten eigenlijk bedacht?

1. die = vragend voornaamwoord
2. die = aanwijzend voornaamwoord

Zelf aan de slag!

- Maak opdracht 6 t/m 9 (blz. 74 - 76).

- Eerste 10 min. in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen.

- Klaar? Kijk je werk na!

Had je (bijna) alles goed? 

--> Maak opdr. 17 (blz. 26)

--> Maak de plusopdrachten (paars)

Had je meer dan 4 foutjes in de opdrachten?

-->  Af? Maak de extra oefeningen (blauw)

-->  Af? Maak één van de plusopdrachten

Hoe ging het...?

Zijn de doelen behaald?

Hoe ging het werken in stilte?

0

0

Extra oefeningen

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:

- Oefening aanwijzend voornaamwoord

- Oefening vragend voornaamwoord (1)

- Oefening vragend voornaamwoord (2)

4. Af?  Maak de extra quizvragen.

5. Af? Maak de plusopdracht.

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'bedrijfsrisico'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'advertentie'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'gedoe'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'bedrijfsrisico'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'advertentie'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Welke twee aanwijzend voornaamwoorden horen bij het znw 'Amerikanen'?

1. die
2. dat
3. dit
4. deze

Vul het juiste vr. vnw in:

...... heeft mijn appel opgegeten?

1. Wie
2. Wat
3. Welke
4. Wat voor

Vul het juiste vr. vnw in:

.... vinden jullie van dit voorstel?

1. Wie
2. Wat
3. Welke
4. Wat voor

Vul het juiste vr. vnw in:

..... dier is een tapir?

1. Wie
2. Wat
3. Welke
4. Wat voor

Vul het juiste vr. vnw in:

..... plaats ligt vlakbij Almere?

1. Wie
2. Wat
3. Welke
4. Wat voor

Plusopdracht 

Verander de zin zo dat het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

1. Weet jij welke bus naar Empel gaat? 
   
2. Doet het ertoe wat mijn mening is? 
   
3. Vraag jij je af wat voor soort mensen dat zijn? 
   
4. Ben je nieuwsgierig naar wie er op bezoek komt?
   
5.  Weet jij wat we vanavond gaan eten?
6.  Wil jij even opzoeken welke films er vanavond op tv zijn?
7. Is hij ook nieuwsgierig wat voor weer het morgen wordt?

Antwoorden

Welke bus gaat naar Empel?

Wat is mijn mening?

Wat voor soort mensen zijn dat?

Wie komt er op bezoek?

Wat eten we vanavond?

Welke films zijn vanavond op tv?

Wat voor weer wordt het morgen?