Junior Einstein groep 7 les 6 (Familiegerechten)

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 7.
De tekst: Familiegerechten.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 7.
De tekst: Familiegerechten.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

1. Lees: Dat zijn ... gemaakt. (r. 3 en 4)
Wat doet de schrijfster hier?
A
Ze geeft een reden.
B
Ze geeft een uitleg.
C
Ze beschrijft een gevolg.
D
Ze geeft een voorbeeld.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

2. Lees: Het recept ... enzovoorts. (r. 5-7)
Welke woord past het best bij dit stukje?
A
grootmama
B
generaties
C
families
D
tantes

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

3. Lees: Dat is ... zonde! (r. 8)
De schrijfster wil nog sterker benadrukken hoe zonde ze het vindt.
Welk woord moet de schrijfster plaatsen tussen: natuurlijk zonde?
A
erg
B
meestal
C
toch
D
ook

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

4. Lees: Heb jij ... familiegerecht? (r. 11)
Waarom zou de schrijfster deze vraag stellen?
A
om je te informeren
B
om je uit te dagen
C
om je advies te geven
D
om haar mening op te dringen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive


5. Lees: Elk recept ... nagerechten ... (r. 12 en 13)
Wat betekent de dubbele punt in deze zin:
Elk recept is welkom:?
A
Nu volgt een citaat.
B
Nu volgt een uitleg.
C
Nu volgt een vraag.
D
Nu volgen voorbeelden.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

6. In welke zin doet de schrijfster een voorstel?
A
In: Hoe meer ... wordt. (r.11 en 12)
B
In: Vermeld jouw ... is. (r. 13 en 14)
C
In: Je mag ... meesturen. (r. 17)
D
In: Ben je ... geworden? (r.17 en 18)

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

7. Waarom wil de schrijfster een kookboek maken?
A
Zodat recepten van familiegerechten verloren gaan.
B
Zodat recepten van familiegerechten bewaard blijven.
C
Zodat mensen alleen nog maar familiegerechten gaan maken.
D
Zodat ze haar recept van de bruinebonensoep bekend kan maken.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

8. Waar zal deze tekst te vinden zijn?
A
in een leesboek
B
in een dagboek
C
in een tijdschrift
D
in een handIeiding

Slide 17 - Quiz