Duitsland, alleen de regio Nederrijn (maar alleen in dialectvorm)
Frankrijk, in de regio Frans-Vlaanderen (maar alleen in dialectvorm)
Indonesië, als bronnentaal, officiële bestuurstaal en algemene omgangstaal van Indische Nederlanders en, vaak in Nederland, hoger opgeleide Indonesiërs.
Slide 7 - Diapositive
Wanneer zijn (jonge) kinderen meertalig?
A
Wanneer ze minstens drie talen spreken.
B
Wanneer ze één moedertaal hebben.
C
Wanneer ze meer dan één moedertaal hebben.
D
Wanneer ze op school een vreemde taal leren.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Vidéo
In welke situatie zullen kinderen die tweetalig opgroeien de meeste kans hebben om de talen goed te leren?
A
Wanneer beide ouders twee talen door elkaar spreken.
B
Wanneer beide ouders consequent hun eigen taal tegen het kind spreken.
Slide 10 - Quiz
Voor het leren van je moedertaal gebruik je andere hersengebieden dan voor een vreemde taal.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen een vreemde taal en een tweede taal?
A
De tweede taal is een moedertaal, de vreemde taal niet.
B
Er is geen verschil.
C
Je spreekt van een tweede taal wanneer je een vreemde taal bijna net zo goed beheerst als je moedertaal.
D
Een tweede taal is de eerste vreemde taal die je leert.
Slide 12 - Quiz
Doelen behaald?
Wat betekenen de volgende begrippen:
'meertaligheid'
'moedertaal',
'vreemde taal'
'tweede taal'
Slide 13 - Diapositive
Zelf aan de slag
Bestuderen: theorie 5.10 (blz. 231 e.v.)
Maken: opdr. 3, 5 en 7
Nakijken, verbeteren, vragen stellen, planner af laten tekenen
Klaar: ander (H)W afmaken, leren SO/PW, lezen boek NE