Lijdend en meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Welkom
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Vorige week

  • Je herkent de persoonsvorm in een zin
  • Je herkent het gezegde in de zin
  • Je herkent het onderwerp in de zin

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Iedere zin heeft één persoonsvorm.

  • De persoonsvorm vinden:
  • Zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 3 - Diapositive

Onderwerp

Het onderwerp van de zin vind je door te vragen: 
"wie/wat + gezegde"


Slide 4 - Diapositive

Wat is het gezegde?
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin.

Als er maar één werkwoord in een zin staat is de persoonsvorm het gezegde. 
Staan er meer werkwoorden in een zin dan is het gezegde persoonsvorm + de andere werkwoorden.

Slide 5 - Diapositive

Deze week 

  • Je herkent het lijdend voorwerp in de zin (L'objet direct)
  • Je herkent het meewerkend voorwerp in de zin (l'objet indirect)
  • Je herkent een bijwoordelijke bepaling (adverbial)

Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 2    Grammatica
2.1 Persoonsvorm, gezegde en onderwerp
2.2 Lijdend en meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
2.3 enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de zin 'Zij geeft haar vriend een cadeau'?
A
Zij
B
Een cadeau
C
Haar vriend
D
Geeft

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin 'De hond eet zijn brokken op'?
A
Zijn brokken
B
De hond
C
Eet
D
Op

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin 'Ik eet een appel'?
A
Een appel
B
Eet
C
In
D
Ik

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Lijdend / meewerkend voorwerp

wie of wat + gezegde + onderwerp

Een zinsdeel is een meewerkend voorwerp als je er aan (of soms voor) voor kunt zetten én als je aan of voor kunt weglaten.

Slide 13 - Diapositive

Wil je mij de ketchup even doorgeven?

Wat is meewerkend voorwerp:
A
mij
B
de ketchup

Slide 14 - Quiz

Wil je mij de koffiemelk even aangeven?
Wat is meewerkend voorwerp:
A
mij
B
de koffiemelk

Slide 15 - Quiz

Jan heeft een brief aan de directeur geschreven.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
een brief
B
Jan
C
aan de directeur

Slide 16 - Quiz

Geef je het boek aan mij? meewerkend voorwerp?
A
je
B
het boek
C
aan mij

Slide 17 - Quiz

Marieke geeft Alex een cadeau.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Marieke
B
geeft
C
Alex
D
een cadeau

Slide 18 - Quiz

De bijwoordelijke bepaling (bijw. bep.) geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarheen, waarvandaan, waardoor, waarom


Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
(bijwoordelijke) bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 21 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
(bijwoordelijke)
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 22 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 23 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 24 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 25 - Question de remorquage

Wat is de persoonsvorm ?
Morgen gaan we samen boodschappen doen

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het gezegde ?
Morgen gaan we samen boodschappen doen

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp ?
Morgen gaan we samen boodschappen doen

Slide 28 - Question ouverte

Vragen ?

Slide 29 - Diapositive