4.4 Het oude regime

4.4 Het oude regime
4. Verlichting en Revolutie
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

4.4 Het oude regime
4. Verlichting en Revolutie

Slide 1 - Diapositive

Tijd van Pruiken en Revoluties.
1700-1800

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Hoe leefde de Franse bevolking aan de vooravond van de Franse Revolutie?

Slide 3 - Diapositive

Ancién Regime
Volgens het boek: "Maatschappelijke orde van voor de Franse Revolutie, die gekenmerkt wordt door feodaliteit, horigheid en het streven van vorsten naar absolute macht. "

Maar wat houdt het in?
Het is de tijd vóór de Franse Revolutie waarin een absoluut vorst aan de macht is en de standenmaatschappij de manier van samenleven is.
Ancien Régime: periode vóór de Franse Revolutie

  • Absolutisme
  • Lodewijk XIV, Lodewijk XV en Lodewijk XVI = droit divin 
  • Standenmaatschappij

Slide 4 - Diapositive

De Verlichting:
  • Ratio (verstand) in plaats van Religio (religie)
  • Vooruitgangsgeloof -> het kan altijd beter
  • Gelijkheid, iedereen is gelijk

Slide 5 - Diapositive

Geestelijken
De boeren
De burgers
De adel
De koning

Slide 6 - Question de remorquage

De eerste stand: de geestelijkheid. 
- Mensen met functie binnen de katholieke kerk (bisschoppen, priesters, monniken. 
- Rijken en armen. 
- De kerk had 10% van het land in bezit, maar hoefde geen belasting te betalen. 
- De geestelijkheid moest zorgden voor de ziel van de mensheid, maar...

Kritiek door Verlicht denkers!

Slide 7 - Diapositive

De Tweede Stand: de adel
- Mensen met titels, zoals een baron, graaf, hertog.
- Bezatten veel land, maar hoefde geen belasting te betalen. Waarom? Ze diende het vaderland door: 
Functies binnen het leger.
Administratieve functies.
Rechtgevende functies.

Nadeel van het absolutisme: de adel verloor macht en invloed.

Slide 8 - Diapositive

De derde stand
Derde stand, 90% van de bevolking: 
- Boeren in het platteland en de bourgeoisie (burgerrij, hoog- en middenklassen)
- Groot verschilt in rijkdom: er waren armen en rijken in de derde stand: 
De rijken: intellectuelen, beïnvloed door de Verlichting, hadden kritiek op de standenmaatschappij. Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren. 
Boeren betaalde pacht, grondbelasting, belasting per persoon en de gabelle (zoutbelasting!) 

Slide 9 - Diapositive

Privileges (1)
Eerste en de tweede stand hadden voorrechten :
- geen belasting betalen
- eigen rechtbank 
- adel een geestelijkheid bezaten grond. 

Derde stand had geen privileges
- moesten wel belasting betalen. 
- kregen zwaardere straffen. 
- boeren moesten gratis werken op het land van de heer. 

Slide 10 - Diapositive

Privileges (2)
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 

  • Ook bij een mislukte oogst moesten boeren belasting betalen. 

  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

  • Kortom: ontevredenheid overheerst!

Slide 11 - Diapositive

Lodewijk XVI en Marie Antoinette

Slide 12 - Diapositive

Lodewijk XVI en Marie Antoinette
De absolute heerschappij beïnvloed door de Verlichting was niet genoeg om Frankrijk te redden van zijn financiële crisis en groot 
ontevredenheid.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Het Ancien Régime
  • Bij het bestuur van Frankrijk kreeg de koning hulp van de adel en de geestelijkheid. 
  • In 1788 dreigde het bestuur failliet te gaan want de koning gaf geld uit aan oorlogen en het luxe leven. Hierdoor liepen de schulden op.  Belasting verhogen was bijna onmogelijk. 

Slide 15 - Diapositive

Koning roept de Staten-Generaal (1788)
Voor het eerst na 174 jaar!
Doel: 
  • Belastinghervorming, voor een volle schatkist.
  • Cahier de doléances: klaagbrieven van Franse burgers. 

MAAR...

Slide 16 - Diapositive

Koning roept de Staten-Generaal (1788)
Maar... 
Na 174 jaar:
Wie zijn de afgevaardigen?
Hoe moet worden gestemd?

Slide 17 - Diapositive

De standenmaatschappij in de Staten Generaal
* Elke stand had 1 stem, in de staten-generaal terwijl 90% behoorde tot de derde stand. Dat is een oneerlijke verhouding
De Geestelijken
De Adel
De rest

Slide 18 - Diapositive

De vooravond van de Franse Revolutie...

Slide 19 - Diapositive

Welk nadeel hadden leden van de derde stand?
A
Ze konden niet zo rijk worden als edelen.
B
Ze mochten geen priester worden.
C
Ze konden geen machtige positie in het bestuur of leger krijgen.
D
Ze konden geen grond bezitten.

Slide 20 - Quiz

De eerste en tweede stand hadden privileges ofwel voorrechten.
Welke privileges hadden zij?
A
Alleen zij mochten land bezitten.
B
Alleen zij konden een functie in de kerk krijgen.
C
Zij hoefden geen belasting te betalen.
D
Ze kregen lagere straffen dan leden van de derde stand.

Slide 21 - Quiz

Rijke burgers betaalden belastingen.
Wat wilden zij daarvoor in ruil?
A
Meer grondbezit
B
Handelscontacten
C
Een hoge positie in het leger
D
Inspraak in het bestuur

Slide 22 - Quiz

Met welke twee problemen kreeg koning Lodewijk XVI bij zijn aantreden te maken?
A
De derde stand wilde liever een andere koning kiezen.
B
Voorgangers hadden veel geld uitgegeven aan oorlogen en luxe.
C
Het verhogen van de belastingen was bijna onmogelijk.
D
Frankrijk was in oorlog met andere Europese landen.

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
Maken opdrachten 4.4

Slide 24 - Diapositive