Stellingen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Nederlands 3F

Stellingen

Opdracht: Kies een stelling die je wilt verdedigen

Je bedenkt twee argumenten vóór de stelling en twee argumenten tegen de stelling.

Maak een presentatie:

1. inleiding: waarom heb je deze stelling gekozen

2. kern: wat zijn de argumenten

3. slot: conclusie, samenvatting, aanbeveling

Geef de gelegenheid om vragen te stellen

Het ontwikkelen van een stelling

Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig. ...

Een stelling is nooit een vraag. ...

Een stelling bevat geen argumenten. ...

De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken. ...

Een stelling bevat geen ontkenningen

Tips bij het maken van een stelling

1. De stelling is controversieel (binnen de doelgroep)
2. Een stelling bevat geen ontkenningen.
3. De stelling is absoluut geformuleerd.
4. De stelling is eenduidig.
5. De stelling is een verandering van de huidige situatie.
6. Een stelling bevat geen argumenten.
7. Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig. 

Criteriablad stellingen uitdelen

Stelling en argument

Stelling: mening die verwoord is in één zin

Argument: onderbouwing van de stelling

een stelling

* Een stelling is een bewering die je doet over iets.

*Je kan het met de stelling eens of oneens zijn.

*Iemand anders kan er een andere mening over hebben.

Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.

De overheid moet de prijs van fastfood verhogen.

De politie moet voor 50% uit vrouwen bestaan.

Docenten kunnen discussies over gevoelige onderwerpen zoals geloof beter vermijden in de les.

Alle doping in de sport moet legaal worden.

Opdracht

Ga bezig met een stelling

Einde van les heb je een stelling geformuleerd