Herhalingsweek P2 - Vocabulaire H3
1 / 26
La durée de la leçon est: 70 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vocabulaire
la gare
A
het station
B
de streekbus
C
de wagon
D
de lijnbus
Slide 3 - Quiz
Vocabulaire
l'avion
A
de auto
B
het vertrek
C
de aankomst
D
het vliegtuig
Slide 4 - Quiz
Vocabulaire
de aankomst
A
le départ
B
monter
C
l'arrivée
D
descendre
Slide 5 - Quiz
Vocabulaire
uitstappen
A
aider
B
monter
C
changer
D
descendre
Slide 6 - Quiz
Vocabulaire
over een uur
A
dans une journée
B
dans une heure
Slide 7 - Quiz
Vocabulaire
les renseignements
A
de inlichtingen
B
de informaties
Slide 8 - Quiz
Vocabulaire
aider
A
zoeken
B
kwijt
C
helpen
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Sleepvraag: wat is de betekenis? (deel 1)
chaque
nombreux
l'environnement
la petite annonce
principal
veel
de advertentie
elke
belangrijkste
het milieu
Slide 11 - Question de remorquage
Sleepvraag: wat is de betekenis? (deel 2)
ressembler à
tous les ans
le journal
le métier
le rendez-vous
het beroep
lijken op
de afspraak
ieder jaar
de krant
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Diapositive
Schrijf de vertaling op van deze woorden:
1. le diner
2. le déjeuner
3. le petit-déjeuner
1. le diner
2. le déjeuner
3. le petit-déjeuner
Slide 14 - Question ouverte
Schrijf de vertaling op van deze woorden:
1. slecht
2. schoon
3. vies
1. slecht
2. schoon
3. vies
Slide 15 - Question ouverte
en face de
trop
à côté de
la chambre
le lit
la vue
tegenover
het bed
de kamer
het uitzicht
naast
te veel
Sleep de Franse woordjes naar de juiste Nederlandse
vertaling:
Slide 16 - Question de remorquage
Slide 17 - Diapositive
Vocabulaire
twijfelen
A
perdre
B
changer
C
hésiter
Slide 18 - Quiz
Vocabulaire
plus tard
A
later
B
te laat
Slide 19 - Quiz
Vocabulaire
ça me fait plaisir
A
dat vind ik mooi
B
dat vind ik leuk
Slide 20 - Quiz
Schrijf de vertaling op van deze woorden:
1. la viande
2. la glace
3. le lait
1. la viande
2. la glace
3. le lait
Slide 21 - Question ouverte
Schrijf de vertaling op van deze woorden:
1. de vis
2. de kaas
3. zetten/plaatsen
1. de vis
2. de kaas
3. zetten/plaatsen
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Sleepvraag: wat is de betekenis? (deel 1)
car
depuis
donc
il faut
devenir
je moet
omdat
worden
sinds
dus
Slide 24 - Question de remorquage
Sleepvraag: wat is de betekenis? (deel 2)
c'est pourquoi
le rêve
dur
le métier
chef de cuisine
chef-kok
daarom
het beroep
de droom
moeilijk,
hard
