Oefentoets fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

M3: oefentoets fictie

Lees de tekst hierboven en beantwoord de vragen.

1. Vanuit wie wordt het verhaal De motorrijder verteld?

2. Is het verhaal De motorrijder fictie of non - fictie? Leg je antwoord uit

3. Hoe realistisch vind jij het verhaal de motorrijder? leg je antwoord uit

4. In welke tijd speelt het verhaal zich af? Leg je antwoord uit

5. Hoeveel tijd verloopt er ongeveer tussen het begin en het eind van dit verhaal? Leg je antwoord uit

6. In het verhaal De motorrijder zit een duidelijke vooruitverwijzing. Wat is die vooruitverwijzing

7. Uit het verhaal blijkt dat de hoofdpersoon een minder goede karaktereigenschap bezit. Welke karaktereigenschap wordt bedoeld en uit welke gebeurtenis blijkt dat?

 8. De hoofdpersoon bezit ook een goede karaktereigenschap. Welke karaktereigenschap wordt bedoeld en waaruit blijkt dat?

 9. Deze tekst is een deel van een boek. Het is dus ook een deel van het verhaalschema. Welk deel is het?

1. Begin
2. Probleem
3. Dieptepunt
4. Oplossing

10. Noem twee gevoelens die de hoofdpersoon van dit verhaal heeft.

11. Noteer twee gedachten van de hoofdpersoon.

12. Wat is het ‘glinsterende ding’ dat een paar keer in het verhaal wordt genoemd waarschijnlijk?

13. Beschrijf je leeservaring. Doe dit met 3 beoordelingswoorden. Geef bij elk beoordelingswoord een argument.

14. Wat is het genre van dit verhaal?

15. Van welke spanningstechniek is er gebruik gemaakt? En waar?

Theorievragen 

16. Hoe beschrijf je personages? Noem de 4 zaken die je moet beschrijven.

17. Welke manieren van spanning ken je? Noem er 3

18. Wat betekent vertelde tijd?

19. Welk perspectief kun je herkennen in de motorrijder?

1. Ik-vertelperspectief
2. Hij-/zij-vertelperspectief
3. Alwetende verteller
4. Wisselend perspectief

20. Geef een voorbeeld van beeldspraak