Elektriciteit.

Elektriciteit.
Basisbegrippen.
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
ElektriciteitSecundair onderwijs

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 10 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Elektriciteit.
Basisbegrippen.

Slide 1 - Diapositive

We gaan op onderzoek naar de verschillende begrippen in elektriciteit zoals, spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen en schakelingen.

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent elektriciteit voor u?
Beschrijf met enkele woorden.

Slide 3 - Question ouverte

0

Slide 4 - Vidéo

Hier komt onze elektriciteit dus vandaan.

Slide 5 - Diapositive

Een basisbegrip in elektriciteit.
 Spanning.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de eenheid van spanning?
A
Volt
B
Watt
C
Ampere
D
Ohm

Slide 7 - Quiz

Meer uitleg wat spanning is op de volgende pagina.
Bekijk het filmpje op de volgende slide.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

In welke eenheid wordt spanning uitgedrukt?

Slide 10 - Question ouverte

Dit was het basisbegrip. Spanning.

Slide 11 - Diapositive

Het basisbegrip: Stroomsterkte

Slide 12 - Diapositive

Meer uitleg wat Stroomsterkte is op de volgende pagina.
Bekijk het filmpje op de volgende slide.

Slide 13 - Diapositive

Klik op filmpje voor meer uitleg wat stroomsterkte is.
Bekijk op de volgend slide het filmpje.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Wat is de eenheid van stroomsterkte?
A
Ohm
B
Watt
C
Volt
D
Ampère

Slide 16 - Quiz

Het basisbegrip: Weerstand.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Wat is de eenheid van weerstand?
A
Watt
B
Ohm
C
Volt
D
Ampère

Slide 19 - Quiz

Het basisbegrip: Schakelingen.
Serie of parallel.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Wat is een parallel schakeling?
A
Een schakeling zonder componenten
B
Een schakeling waarbij de componenten diagonaal staan
C
Een schakeling waarbij de componenten achter elkaar staan
D
Een schakeling waarbij de componenten naast elkaar staan

Slide 22 - Quiz

Wat is een serie schakeling?
A
Een schakeling zonder componenten
B
Een schakeling waarbij de componenten naast elkaar staan
C
Een schakeling waarbij de componenten diagonaal staan
D
Een schakeling waarbij de componenten achter elkaar staan

Slide 23 - Quiz

Het basisbegrip: 
Elektrische Vermogen.

Slide 24 - Diapositive

Wat is het verband tussen elektrisch vermogen en weerstand?
A
Er is geen verband tussen vermogen en weerstand
B
Hoe hoger de weerstand, hoe hoger het vermogen
C
Hoe hoger de weerstand, hoe lager het vermogen
D
Het verband is omgekeerd evenredig

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Vidéo

Hierna komt een samenvatting 
over de elektrische 
 bassisbegrippen.

Bekijk het volgende filmpje 

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Wat is de definitie van vermogen?
A
De hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet in een apparaat.
B
De hoeveelheid energie die per seconde wordt opgewekt door een apparaat.
C
De hoeveelheid energie die per seconde nodig is om een apparaat te laten werken.
D
De hoeveelheid energie die per seconde verloren gaat in een apparaat.

Slide 29 - Quiz

Wat is weerstand?
A
De mate waarin een stof de stroom kan bevorderen.
B
Een meeteenheid voor elektrische stroom.
C
De mate waarin een stof de stroom kan belemmeren.
D
Een maat voor de hoeveelheid elektrische lading.

Slide 30 - Quiz

Wat is spanning in de elektriciteit?
A
De weerstand van een geleider
B
Het verschil in elektrische potentiaal tussen twee punten
C
De stroomsterkte door een geleider
D
De hoeveelheid elektriciteit die door een geleider stroomt

Slide 31 - Quiz

Wat is het verband tussen elektrisch vermogen en spanning?
A
Hoe hoger de spanning, hoe lager het vermogen
B
Het verband is omgekeerd evenredig
C
Er is geen verband tussen vermogen en spanning
D
Hoe hoger de spanning, hoe hoger het vermogen

Slide 32 - Quiz

Hoe bereken je de weerstand van een stof?
A
Stroomsterkte plus weerstand.
B
Spanning plus stroomsterkte.
C
Spanning gedeeld door stroomsterkte.
D
Stroomsterkte gedeeld door spanning.

Slide 33 - Quiz

Wat is de eenheid van de elektrische spanning?
A
Watt
B
Ampere
C
Hertz
D
Volt

Slide 34 - Quiz

Wat is de definitie van weerstand?
A
De mate waarin een materiaal de stroom van elektronen tegengaat.
B
De mate waarin een materiaal de stroom van elektronen bevordert.
C
De mate waarin een materiaal de spanning van elektronen bevordert.
D
De mate waarin een materiaal de spanning van elektronen tegengaat.

Slide 35 - Quiz

Wat is de definitie van stroom?
A
De hoeveelheid elektrische spanning die per seconde langs een geleider stroomt.
B
De hoeveelheid elektrische lading die per seconde langs een geleider stroomt.
C
De hoeveelheid elektrische weerstand die per seconde langs een geleider stroomt.
D
De hoeveelheid elektrische energie die per seconde langs een geleider stroomt.

Slide 36 - Quiz

Wat is het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand?
A
Spanning + stroomsterkte + weerstand = 0
B
Spanning = stroomsterkte x weerstand
C
Spanning = weerstand / stroomsterkte
D
Spanning = stroomsterkte / weerstand

Slide 37 - Quiz

Wat is de eenheid van elektrisch vermogen?
A
Watt
B
Joule
C
Volt
D
Ampère

Slide 38 - Quiz

Hoe wordt spanning gemeten?
A
Met behulp van een vermogensmeter
B
Met behulp van een stroommeter
C
Met behulp van een weerstandsmeter
D
Met behulp van een spanningsmeter

Slide 39 - Quiz

Wat is de formule voor elektrisch vermogen?
A
P = I / U
B
P = U / I
C
P = U x I
D
P = R x I

Slide 40 - Quiz

Wat is elektrische spanning?
A
Een maat voor de hoeveelheid elektrische lading in een circuit.
B
Het verschil in elektrische potentiaal tussen twee punten in een circuit.
C
De weerstand van een circuit tegen de stroom van elektrische lading.
D
De kracht die elektrische ladingen uit elkaar drijft.

Slide 41 - Quiz

Elektriciteit kan leiden tot gezondheidsproblemen.
Eens, elektromagnetische straling is gevaarlijk.
Oneens, er is onvoldoende bewijs hiervoor.
Eens, het kan leiden tot elektrohypersensitiviteit.
Oneens, het gebruik is veilig.
Eens, het kan leiden tot slaapproblemen.
Oneens, het heeft geen invloed op de gezondheid.

Slide 42 - Sondage

Elektriciteit is de belangrijkste energiebron.
Eens, het is altijd nodig.
Oneens, er zijn alternatieven.
Eens, het is efficiënter.
Oneens, het is niet duurzaam.
Eens, het is de meest gebruikte.
Oneens, het is niet betrouwbaar.

Slide 43 - Sondage

Hernieuwbare energie kan elektriciteit volledig vervangen.
Eens, er zijn genoeg alternatieven.
Oneens, het is onvoldoende voor de vraag.
Eens, het stimuleert verduurzaming.
Oneens, het is te duur.
Eens, het is meer toekomstbestendig.
Oneens, het is niet rendabel.

Slide 44 - Sondage

De prijs van elektriciteit is te hoog.
Eens, de kosten moeten omlaag.
Oneens, het is noodzakelijk voor investeringen.
Eens, het is onbetaalbaar geworden.
Oneens, het is redelijk geprijsd.
Eens, er is sprake van prijsafspraken.
Oneens, het valt nog binnen het budget.

Slide 45 - Sondage

Elektrische auto's zijn de toekomst.
Eens, het is efficiënter en duurzamer.
Oneens, er zijn betere alternatieven.
Eens, het stimuleert verduurzaming en innovatie.
Oneens, het is te duur.
Eens, het heeft positieve gevolgen voor het milieu.
Oneens, het heeft geen significant effect op het milieu.

Slide 46 - Sondage

Slide 47 - Vidéo

Slide 48 - Vidéo

Slide 49 - Vidéo