Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Herhaling TRIM1 - balans + resultatenrekening
Slide 1 - Diapositive
Wat is een balans ?
timer
0:30
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Vidéo
Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
timer
1:00
A
Liquide middelen
B
Passief
C
Debet
D
Actief
Slide 4 - Quiz
Onder welke balanspost zetten we de debiteuren?
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa
Slide 5 - Quiz
Welke van de onderstaande balansposten valt onder 'vaste activa' ?
A
een gebouw
B
voorraden
C
een tegoed bij de bank
D
debiteuren
Slide 6 - Quiz
Een balans is altijd in evenwicht.
A
juist
B
fout
C
D
Slide 7 - Quiz
Wat is een debiteur ?
A
Iemand waar we nog geld van krijgen
B
Iemand die nog een voorraad moet leveren
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt
Slide 8 - Quiz
Wat staat er aan de actiefzijde van de balans
A
Het eigen vermogen en vreemd vermogen
B
De schulden
C
De bezittingen + de vorderingen
D
Vaste activa
Slide 9 - Quiz
timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
Slide 10 - Question de remorquage
Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa
Slide 11 - Quiz
Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)
Slide 12 - Question de remorquage
Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat
Slide 13 - Quiz
Wat is een resultatenrekening ?
timer
0:30
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Vidéo
Omzet =
A
bedrijfsopbrengst
B
bedrijfskost
C
financiële opbrengst
D
financiële kost
Slide 16 - Quiz
betaling van elektriciteit =
A
bedrijfsopbrengst
B
bedrijfskost
C
financiële opbrengst
D
financiële kost
Slide 17 - Quiz
interest op spaarboekje =
A
bedrijfsopbrengst
B
bedrijfskost
C
financiële opbrengst
D
financiële kost
Slide 18 - Quiz
Hoe bereken je het bedrijfsresultaat?
timer
0:30
Slide 19 - Question ouverte
Hoe bereken je het resultaat?
timer
0:30
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
Elk van deze balansposten vormt een rekening met een uniek rekeningnummer waarop je de verrichtingen kan boeken zodat je niet telkens alle posten moet overnemen om één verrichting te boeken; een rekening heeft ook steeds dezelfde vorm.