Herhaling grammatica

Prenez vos livres
Prenez vos ordinateurs

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Prenez vos livres
Prenez vos ordinateurs

Slide 1 - Diapositive

BONJOUR
t3c!:)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

HuiswerkCONTROLE 

Slide 4 - Diapositive

timer
5:00

Slide 5 - Diapositive


Comment s'est passé les devoirs?
110

Slide 6 - Sondage

Controler les devoirs
1. Prenez le cahier de ton voisin/ta voisine et donnez le tien/la tienne
(pak het schrift van je buurman/buurvrouw en geef de jouwe)
2. Corrigez le travail de ton voisin/ta voisine
(corrigeer het werk van je buurman/buurvrouw)
timer
7:00

Slide 7 - Diapositive


Comment s'est passé les devoirs de ton voisin/ta voisine?
110

Slide 8 - Sondage

Quelles exercices sont difficiles?

Slide 9 - Question ouverte

Verbes en er (exercice 1)
marchons
marches

marchent
marche
marche

marchez
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 10 - Question de remorquage

Marcher betekent...
A
Koken
B
Wachten
C
Lopen
D
Eten

Slide 11 - Quiz

Verbes en er (exercice 2)
1. les gens (meervoud = ils) marchent
2. le chien (le = il) mange, 3. je nage
4. j'aime, 5. mes amies (meervoud = elles) trouvent
6. on arrête
7. mon amie (elle) travaille
8. tu cherches, 9. nous bavardons
10. vous pensez
timer
2:00

Slide 12 - Diapositive

Verbes en re (exercice 1)
attendons

attends
attendent
attend
attends
attendez
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 13 - Question de remorquage

Attendre betekent...
A
Koken
B
Wachten
C
Lopen
D
Eten

Slide 14 - Quiz

Verbes en re (exercice 2)
1. les gens ( = meervoud = ils) attendent
2. le visiteur ( = le = il) vend 3. je réponds
4. mon amie ( = elle) perd 
5. mes amies ( = meervoud = elles) entendent
6. on vend 7. mon amie ( = elle) 
8. tu réponds 9. nous descendons 
10. vous défendons
timer
2:00

Slide 15 - Diapositive

Passé composé - verbes en er (ex. 1 t/m 4)

1. voorbeeldantwoord: ik heb gegeten
2. 1. hulpwerkwoord avoir of être
2. de stam maken: 'er' van het werkwoord afhalen
3. 'é' achter de stam van het werkwoord plakken
3. être = zijn 
4. avoir = hebben
timer
2:00

Slide 16 - Diapositive

Wat is het hulpwerkwoord in onderstaande zin:
j'ai parlé
A
j'
B
ai
C
parlé

Slide 17 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in onderstaande zin:
vous avez dessiné
A
vous
B
dessiné
C
avez

Slide 18 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin:
il a habité
A
a
B
il
C
habité

Slide 19 - Quiz

Wat is de passé composé in onderstaande zin:
nous avons trouvé
A
nous
B
avons
C
trouvé

Slide 20 - Quiz

Zet onderstaande zin in de passé composé
Je mange un croissant.
timer
1:30

Slide 21 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
On commence très tôt.
timer
1:30

Slide 22 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
Elles bavardent ensemble.
timer
1:30

Slide 23 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
Tu cuisines des frites.
timer
1:30

Slide 24 - Question ouverte

Passé composé - verbes en re (exercice 1 )

1.  1. hulpwerkwoord avoir of être
2. de stam maken: 're' van het werkwoord afhalen
3. 'u' achter de stam van het werkwoord plakken

timer
2:00

Slide 25 - Diapositive

Exercice 2
ZIJN
ÊTRE
ik ben
je suis
jij bent
tu es
hij / zij / men is
il / elle / on est
wij zijn
nous sommes
jullie zijn / u bent
vous êtes
zij zijn
ils / elles sont

Slide 26 - Diapositive

Exercice 3
Hebben
Avoir
ik heb
j'ai
jij hebt
tu as
hij / zij / men heeft
il / elle / on a
wij hebben
nous avons
u heeft / jullie hebben
vous avez
zij hebben
ils / elles ont

Slide 27 - Diapositive

hulpwerkwoord avoir of être
werkwoord- er + é
hulpwerkwoord avoir of être
werkwoord - re + u
Vous avez nagé 
j'ai vendu
e
es
e
ons
ez
ent
Il nage
s
s
-
ons
ez
ent
Elles vendent
passé composé -er
passé composé -re
présent -re
présent -er

Slide 28 - Question de remorquage

Zet onderstaande zin in de passé composé
Je vends un croissant.
timer
1:30

Slide 29 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
On attend à l'école.
timer
1:30

Slide 30 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
Elles entendent une chanson.
timer
1:30

Slide 31 - Question ouverte

Zet onderstaande zin in de passé composé
Tu perds de l'argent.
timer
1:30

Slide 32 - Question ouverte