Voorzetsels vierde naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Ziel: Ik kan de voorzetsels van de vierde naamval noemen

1. Präpositionen mit dem vierten Fall

doel(en) van de les:

1. Ik ken de voorzetsels van de vierde naamval

Deze staan ook in jullie boek op bladzijde 181, kopje 18.

Gegen = tegen

Ohne  = zonder

Entlang = langs(iets of iemand)

Durch = door

Bis = tot

Um = om

Für = voor (iets of iemand)

Tot volgende maandag (m)

1. Bis nächste Montag
2. Bis nächsten Montag
3. Bis nächsten Mittwoch
4. Bis nächster Montag

Door de tunnel (m)

1. durch die Tunnel
2. durch der Tunnel
3. durch das Tunnel
4. durch den Tunnel

Voor mijn broer (m)

1. Für mein Bruder
2. Für meine Bruder
3. Für meinen Bruder
4. Für meine Schwester

Er fuhr gegen (een boom) ... Baum

1. einen
2. einer
3. ein
4. eine

Ohne .... (jouw) Vater und Mutter.

1. dein, deine
2. deinem, deiner
3. deiner, deine
4. deinen, deine

Er kümmert sich um (onze) Sohn.

1. unser
2. unserem
3. unseren
4. unserer

Langs de rivier... ... Fluss (m) entlang

1. der
2. des
3. dem
4. den

Ende

Viel Erfolg (veel succes!)