kenmerken sinusoïde

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

kenmerken sinusoïde

periode = 8

evenwichtsstand = 1

amplitude = 3

x van beginpunt = 6,5 of -1,5

bij sinus

x van beginpunt = 0,5 of 8,5

bij cosinus

vul in:
de periode = ...

vul in:
de amplitude = ...

vul in:
de x van het beginpunt
(bij sin)= ...

vul in:
de x van het beginpunt
(bij cos)= ...

vul in:
de evenwichtsstand = ...

1. y=2+3sin(π(x−1,5))
2. y=2+3sin(2(x−1,5))
3. y=3+2sin(π(x−1,5))
4. y=3+2sin(2(x−1,5))

1. y=2+3sin(π(x+0,5))
2. y=2−3cos(πx)
3. y=2−3sin(π(x−0,5))
4. y=2+3sin(πx)

𝑦=sin(2𝑥)
wat is waar?

1. amplitude = 0
2. evenwichtsstand = 2
3. amplitude = 1
4. evenwichtsstand = 1

wat is de periode van
𝑦=sin(2𝑥)

wat zijn de coördinaten van het beginpunt?

y=2+sin(2x−​3​​1​​π)

1. (​3​​1​​π,0)
2. (​3​​1​​π,2)
3. (−​3​​1​​π,0)
4. (​6​​1​​π,2)

algebraïsch op te lossen

NIET algebraïsch op te lossen

2 sin⁡(𝑥)=sin⁡(𝑥)

sin⁡(2𝑥)=sin⁡(𝑥) 

2 sin⁡(𝑥)=cos⁡(𝑥)

5 sin⁡(𝑥)=2sin⁡(𝑥−𝜋)

sin⁡(2𝑥)=cos(𝑥)

5 sin⁡(𝑥)=sin⁡(5𝑥)

2 sin⁡(𝑥)=sin⁡(𝑥-(1/3)𝜋)

cos⁡(𝑥)=−cos⁡(𝑥-(1/3)𝜋)

huiswerk: 

maak 5, 6 en 7 (blz. 152)

huiswerk

maak 5, 6 en 7 van blz. 152

https: