01 - Op weg naar rijbewijs B

Verkeer - les 1
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GASVBuitengewoon secundair onderwijs

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Verkeer - les 1

Slide 1 - Diapositive

Verkeersreglement

Slide 2 - Carte mentale

Het verkeersreglement
Het verkeersreglement geldt niet voor bestuurders van een trein of tram.
Een trambestuurder moet wel de bevelen van een bevoegd persoon opvolgen en stoppen voor verkeerslichten.

Slide 3 - Diapositive

Op het kruispunt staat er een agent, verkeerslichten en verkeersborden. Welke bevelen volg je op?
A
Politie
B
Lichten
C
Borden

Slide 4 - Quiz

Wat wil dit politiebevel zeggen?
A
alle auto's moeten het kruispunt verlaten
B
Alle bestuurders moeten het kruispunt verlaten
C
Alle bestuurders en voetgangers moeten het kruispunt verlaten behalve als jij groen licht hebt
D
Alle bestuurders en voetgangers moeten het kruispunt verlaten

Slide 5 - Quiz

Wat wil dit politiebevel zeggen?
A
Alle weggebruikers die de voor- of achterkant van de agent zien moeten stoppen
B
Alle weggebruikers die de zijkant van de agent zien moeten stoppen
C

Slide 6 - Quiz

Wie moet een gordel dragen?
A
Iedereen in de auto
B
Iedereen behalve de bestuurder
C
Iedereen behalve kinderen jonger dan 10
D
Iedereen behalve zwangere vrouwen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

2. De openbare weg
Delen van de openbare weg
  • De rijbaan
  • Het fietspad
  • Het voetpad of trottoir
  • De berm (= strook gras/verharde grond langs/tussen de weg)



Slide 9 - Diapositive

Sleep de onderdelen van de openbare weg naar de juiste plaats
Fietspad
Rijbaan
Rijstrook
Verhoogde berm
Openbare weg

Slide 10 - Question de remorquage

Maakt deze foto deel uit van de openbare weg?
A
Ja
B
Neen

Slide 11 - Quiz

Maakt deze foto deel uit van de openbare weg?
A
Ja
B
Neen

Slide 12 - Quiz

Maakt deze foto deel uit van de openbare weg?
A
Ja
B
Neen

Slide 13 - Quiz

Maakt deze foto deel uit van de openbare weg?
A
Ja
B
Neen

Slide 14 - Quiz

Maakt deze foto deel uit van de openbare weg?
A
Ja
B
Neen

Slide 15 - Quiz

Rijbaan

Slide 16 - Carte mentale

De rijbaan 
Wat is een rijbaan?
Een rijbaan is het verharde deel van de openbare weg waarop auto’s en motorfietsen moeten rijden. Een rijbaan is onderverdeeld in rijstroken.

Waar moet je op de rijbaan rijden?
Je moet met een auto altijd rechts op de rijbaan rijden

Wat is de maximale snelheid op gewone rijbanen?
In Vlaanderen en Brussel: 70 km/u
In Wallonië: 90 km/u

Slide 17 - Diapositive

Sleep het soort bord naar de juiste afbeelding
Gevaarsborden
(Pas op-borden)
Verbodsborden
(Je mag niet-borden)
Gebodsborden
(Je moet-borden)
Aanwijzingsborden
(Kijk hier is-borden)
Voorrangsborden 
(ik mag eerst-borden)

Slide 18 - Question de remorquage

Je hebt ook nog onderborden.
Wat betekent dit onderbord?
A
Je moet enkel voorrang geven aan fietsers en brommers
B
Je moet voorrang geven en extra voorzichtig zijn want fietsers en brommers kunnen van links en rechts komen
C
Je moet geen voorrang geven aan fietsers en brommers

Slide 19 - Quiz

Wat willen deze 2 borden zeggen?
A
Binnen 150 m staat er een stopbord.
B
Binnen 150 m moet je aan het kruispunt voorrang verlenen maar niet perse stoppen
C
Binnen 150 m staan er haaientanden

Slide 20 - Quiz

Wat betekent deze wegmarkering?

Slide 21 - Question ouverte

Wat wil dit bord zeggen?
A
Doodlopende straat voor fietsers en voetgangers
B
Doodlopende straat
C
Doodlopende straat behalve voor fietsers en voetgangers

Slide 22 - Quiz

Ik wil met mijn fiets naar recht.
Waar moet ik me dan stellen?
A
B
C
D
A
Vak A
B
Vak B
C
Vak C
D
Vak D

Slide 23 - Quiz

Ik kom met mijn fiets op dit verkeersbord terecht. Van de andere kant van de tunnel komt er een auto af. Wie mag eerst doorrijden?
A
Ik (fietser)
B
De auto

Slide 24 - Quiz

Waarvoor waarschuwt
dit verkeersbord je?
A
Gevaarlijke bocht naar rechts
B
Meerdere bochten
C
Verboden naar rechts af te draaien
D
Gevaarlijke bocht naar links

Slide 25 - Quiz

Wat betekent deze situatie
voor mij als fietser?
A
Ik mag hier niet inrijden met mijn fiets.
B
Ik mag hier met mijn wel fiets wel inrijden.
C
Ik mag hier met mijn fiets inrijden als ik naast mijn fiets wandel.

Slide 26 - Quiz

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Deze weg komt uit aan het water
B
Een overweg met slagbomen voor trein
C
Een beweegbare brug

Slide 27 - Quiz

Wat betekent
dit verkeersbord?
A
Er komen 15 bochten
B
15% kans op stenen die vallen
C
Gevaarlijke daling
D
Steile klim omhoog

Slide 28 - Quiz

Mag ik als automobilist links van deze pijl rijden?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Welke fietser heeft voorrang tov elkaar?
A
Rode fietser
B
Blauwe fietser

Slide 30 - Quiz

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Tramsporen
B
Rijbaanversmalling
C
Brug
D
Bocht naar rechts

Slide 31 - Quiz

Ik wacht bij een overweg en de trein is gepasseerd.
Wat doe ik?
A
Ik mag doorrijden.
B
Ik mag doorrijden maar alleen of ik goed gekeken heb dat er geen andere trein meer afkomt.
C
Ik wacht tot de slagbomen helemaal open zijn en het witte licht knippert.

Slide 32 - Quiz

Ik (fiets) wil rechtdoor rijden. Wat is de veiligste plek om te wachten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 33 - Quiz

Welk nummer
duidt het fietspad aan?
A
1
B
3
C
6
D
2

Slide 34 - Quiz

Het fietspad is een onderdeel van de:
A
rijbaan
B
openbare weg
C
de rijbaan en de openbare weg

Slide 35 - Quiz

Het fietspad
Links of rechts van beide kanten van de rijbaan kan een fietspad liggen. Een fietspad herken je aan twee evenwijdige witte strepen.

Een fietspad maakt geen deel uit van de rijbaan. Je mag dus nooit met de auto op een fietspad rijden. Je mag er ook niet op stoppen om iemand te laten uitstappen. 

Als er niet genoeg plaats is om een fietspad aan te leggen, schildert men gekleurde stroken op de rijbaan. Dit noemen we fietssuggestiestroken. Hier mag je wel met de auto op rijden.

In een fietsstraat zijn de fietsers de belangrijkste weggebruikers. Auto's mogen hier rijden maar niet sneller dan 30 km/u. Ze mogen geen fietsers inhalen.


Slide 36 - Diapositive

Er zijn ook fietspaden zonder witte onderbroken strepen. Welk verkeersbord staat er dan?
A
B
C
D

Slide 37 - Quiz

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Het fietspad wordt even breed als de rijbaan
B
Hier kunnen fietsers oversteken
C
Bij rood licht mogen fietsers in het vak voor de auto's gaan staan
D
Het is voor auto's verboden om fietsers in te halen

Slide 38 - Quiz

Wie heeft hier voorrang?
A
De auto
B
De fietser

Slide 39 - Quiz

Je volgt als fietser de rotonde. De auto wil de rotonde verlaten. Wat doe jij als fietser?
A
Ik maak oogcontact met de bestuurder zodat ik weet dat hij me heeft gezien en ik rij verder.
B
Ik stop want de auto heeft voorrang.
C
Ik rij gewoon door, ik heb voorrang.

Slide 40 - Quiz

Het is donker. Je fiets met reflecterende kledij. Van op welke afstand zien autobestuurders je?
A
20 meter
B
80 meter
C
150 meter
D
200 meter

Slide 41 - Quiz

Mag deze meneer op dit ogenblik rechts afslaan?
A
JA
B
NEE

Slide 42 - Quiz

Koppel de verkeersborden aan de bijhorende wegmarkering of verkeerssituatie

Slide 43 - Question de remorquage