oefentoets eindles voor SE thema 13

oefentoets eindles voor SE thema 13
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

oefentoets eindles voor SE thema 13

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eerst nog een mededeling
- blokrooster
- extra opdracht voor sommige leerlingen betreft stage
- afronden keuzevakken

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze twee lesuren
Biologie !!!!
geen mentoruur. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenstelling lucht       

koolstofdioxide 

waterdamp

zuurstof
Ingeademde lucht
Uitgeademde lucht
weinig
weinig
weinig
veel
veel
veel

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wordt ingeademde lucht vochtiger door het neusslijmvlies of door speeksel?
A
Door neusslijmvlies
B
Door speeksel

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingeademde lucht is vochtiger dan uitgeademde lucht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De temperatuur van ingeademde lucht is hoger dan van uitgeademde lucht.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil in ingeademde en uitgeademde lucht

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lagen van de huid
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderdelen van de huid
bloedvat
Haar
Haarspiertje
Zweetklier
Talgklier

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort bij een warme of koude huid?
Sleep naar de juiste plaats.
Warme huid
Koude huid
De bloedvaten in de huid worden wijder
Je gaat rillen
De bloedvaten in de huid worden nauwer
Je zweetklieren maken meer zweet

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De huid
Warmtezintuigen reageren als je huid iets aanraakt dat warmer is dan je huid.
Koudezintuigen reageren als je huid iets aanraakt dat kouder is dan je huid.
Drukzintuigen reageren als er op je huid wordt gedrukt.
Tastzintuigen reageren op een lichte aanraking van je huid.

Slide 12 - Diapositive

Met je tastzintuigen kun je waarnemen hoe voorwerpen aanvoelen, bijvoorbeeld glad, ruw, hard of zacht. De tastzintuigen liggen in tastknopjes.
Longen
Tracheeën
Kieuwen
Longen en huid

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Longen en huid
Alleen longen
Kieuwen
Kieuwen en huid

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke spieren trekken NIET samen bij een diepe INademing?
A
Tussenribspieren
B
Buikspieren
C
Middenrifspieren
D
Spieren in de hals

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk tijdstip was er een hele diepe inademing?
A
3 seconde
B
15 seconde
C
19 seconde
D
31 seconde

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het voedsel dat je eet, het inwendige of uitwendige milieu?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendige milieu

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort bij de volgende beschrijving? VAN inwendig milieu NAAR uitwendig milieu
A
Uitscheiding
B
Voedsel opnemen
C
Reserves aanvullen
D
Inademen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De koolstofdioxide in je bloedplasma bevindt zich in het ... milieu
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke onderdelen vallen onder het inwendige milieu? En welke onder het uitwendige milieu? Sleep naar het juiste vak!
Inwendig milieu
Uitwendig milieu
Lucht in de longen
Weefselvloeistof
Voedselbrij in de darmen
Bloedplasma

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De afbeelding gaat over de mens. Je ziet hoe stoffen worden uitgewisseld tussen uitwendig milieu, inwendig milieu en de opslag in organen.
4 processen in het menselijk lichaam zijn.






Sleep de processen naar het juiste nummer in de afbeelding
reserves aanvullen
reserves opnemen
uitscheiden
voedsel opnemen

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem alle organen die betrokken zijn bij de uitscheiding van stoffen uit het lichaam. (noem minimaal 4 organen)

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Balans tussen inwendig en uitwendig milieu

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Longemfyseem is
A
Beschadiging van de longblaasjes
B
Beschadiging van de haarvaten in de longen
C
Beschadiging van de bronchiën
D
Hetzelfde als COPD

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij longemfyseem
A
kunnen de beschadigingen aan de longblaasjes kunnen altijd herstellen
B
zijn de bronchiën blijvend ontstoken
C
heb je veel last van slijmproductie
D
zijn de wanden van de longblaasjes beschadigd

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is astma?
A
Een chronische ziekte waarbij de bronchiën ontstoken zijn.
B
Een chronische ziekte waarbij de longblaasjes kapot gaan.
C
Een chronische ziekte waarbij de bronchiën altijd ontstoken zijn.
D
Een chronische ziekte aan de luchtwegen die binnen een aantal maanden weer weg is.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is astma?
A
COPD
B
Ontsteking van de bronchiën
C
Ontsteking van de kleine luchtwegbuisjes in de longen
D
Keelontsteking

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hooikoorts?
A
koorts die je krijgt van bomen en planten
B
allergie tegen bladeren van bomen
C
koorts die je krijgt van gras
D
allergie tegen pollen van bomen, planten en gras

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

benoem de route van urine vanaf de nier naar de wc pot.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Functies van de lever:

glucose
gal
ureum
alchol, drug en medicijnen
de lever kan schadelijke stoffen zoals ...............  afbreken
de lever breekt overtollige eiwitten af, bij dit proces ontstaat ...........
De lever produceert ......... en dit helpt bij het afbreken van vet.
De lever kan de glucosegehalte op pijl houden door ................ om te zetten naar glycogeen

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions